Januari startte het nieuwe jaar met een aaneengesloten reeks koude, donkere en lange winterdagen. Maar de guurste dag bewaarde ze blijkbaar voor het laatst. Het maisveld achter een oeroud houten kerkje van een kleine, vervallen gemeente is een bevroren stoppelveld waarover een doodse stilte hangt. Ondanks de onheilspellende guurheid en zijn
versleten en veel te dunne mantel maakt de dominee zijn vaste ochtendwandeling langs het bijna spookachtige maisveld. De dominee is een man van rotsvaste gewoontes en stapt onverstoorbaar naar buiten.
Door er stevige de pas in te houden, houdt de wandelaar zich warm. De kadans van de beweging van zijn benen laten de dominee in gedachten verzinken. De knotwilgen langs de kant van de sloot lijken vanuit zijn ooghoeken net mensen. Tijdens het wandelen bevroren mensen die straks weer verder lopen als de zon ze heeft ontdooid. Nee, eentje is niet helemaal bevroren en lijkt de dominee te wenken. Hij schrikt op uit zijn halve
droomtoestand.
Aan de knotwilg hangt iets dat heen en weer zwaait door de wind, dat is alles. Maar, dichterbij gekomen blijkt het een lange, dikke overjas te zijn, en nog in prima staat bovendien. En op de grond ligt een al even goede broek, een hemd, ondergoed en een paar
goed onderhouden schoenen met dikke wollen sokken erin. Verbaasd kijkt de dominee om zich heen. Er is niemand te zien zover hij kan kijken. Hij besluit de kleren mee te nemen, maar als hij een van de schoenen oppakt ziet hij iets glinsteren op de grond. Het blijkt een glimmende, rode kidneyboon te zijn dat precies het licht van de bleke zon die zojuist
achter de wolken vandaan kwam, weerkaatste. Wat en wonderlijk moment!
De gevonden jas blijkt als gegoten te zitten, en de dominee besluit het zelf te houden. Wat een geluk! En de mysterieuse kidneyboon bewaart hij eveneens in een klein kistje van gepolijst rozenhout in een kleine vitrine in zijn kerk. Hij is er namelijk van overtuigd dat hij deze boon van God persoonlijk heeft gekregen. Hoe anders had hij deze warme jas
kunnen krijgen. De boon is een duidelijk teken.
De dominee verkondigt dit zelf-ervaren wonder waar en wanneer hij kan. Vol overtuiging spreekt hij van hoop en de komst van rijkere tijden voor deze arme streek. Echter, de tijden van beloofde verbetering breken nimmer aan. De opbrengsten van de omringende boerderijen nemen alleen maar verder af en meer en meer mensen trekken weg om hun geluk elders te zoeken.
Jaren later, als de dominee zijn wonder al honderden malen plichtsgetrouw heeft verteld aan de kerkgangers die zijn diensten in zijn kleine houten kerk bijwoonden, gaat hij wederom op 31 Januari naar buiten voor zijn vaste ochtendwandeling. Het valt hem gelijk op dat de weersomstandigheden exact hetzelfde zijn als 10 jaren geleden. Boven
het maisveld hangt weer die doodse stilte. Maar er bekruipt de oude dominee geen gevoel van onbehagen. Een nieuwe boodschap wacht op hem. Wordt zijn trouwheid beloond?
Snel en onbevreesd loopt de dominee naar die ene knotwilg waaraan hij zijn nog steeds warme en schijnbaar onslijtbare jas vond. De knoestige boom heeft hij sindsdien iedere ochtend begroet. En vandaag doet hij dat ook. “Goedemorgen, oude vriend”, zegt hij. Tot zijn stomme verbazing krijgt hij antwoord, maar het is een vreemd antwoord. Een raadselachtig antwoord. Met een stem die klinkt als een straffe wind die door verdorde rietstengels giert, zegt de knotwilg: “Alleen door zaaien kunnen de vruchten van het leven worden geoogst. Uw voorgangers waren al even egoïstisch”.
Nederig knielt de dominee voor de boom neer. “Heer, geef me meer aanwijzingen, zodat ik uw opdracht alsnog goed kan uitvoeren”. Maar de wilg zwijgt. De dominee denkt een lange tijd na, maar begrijpt dan nog steeds niet wat de boodschap die hij zojuist ontving betekent. Moedeloos staat hij op en verzucht: “Heer, u heeft ongetwijfeld wijs gesproken, maar ik mag een boon worden als ik u begrijp”. De wilg lijkt daarop een diepe zucht te slaken en spreekt: “Uw opofferingsgezindheid zuivert uw falen. Uw wens geschiedt”.
Bij een doodnormale sloot dat langs een maisveld loopt, niet ver van een vervallen en nagenoeg verlaten dorp met een heel oud, houten kerkje, hangt een lange, warme jas te wapperen aan een oude knotwilg, wachtend op een waardiger drager.
Powered by ScribeFire.