Month: januari 2013

Otto’s werk

Hij zou natuurlijk ervoor kunnen zorgen dat “toevallig”, precies wanneer hij het nodig heeft, er geld uit de lucht valt of op straat ligt. Hij kan er dan zelfs nog voor zorgen dat het alleen geld is van bijvoorbeeld een te dik betaalde bankdirecteur. Dat is allemaal niet zo moeilijk,. Otto hoeft maar met zijn grote harige vingers te knippen en de bankbiljetten waaien spontaan naar hem toe, of liggen ineens, zomaar op straat. Toch vindt Otto dat hij ook op een normale manier de kost moet verdienen, dus heeft hij een eigen bedrijfje opgericht.

Otto de Magiër is namelijk freelance rioolontstopper. Hij heeft geen kantoor, geen website en zelfs geen telefoonnummer. Alleen een postbusnummer. Otto komt zelf wel naar je toe als dat nodig is. Als alle andere rioolontstoppers hebben gefaald, staat ineens een vreemde, lange snuiter (die je wel wat doet denken aan Cramer, de buurman van Jerry Seinfeld) voor je deur.  Hij heeft geen gladde praatjes, alleen een jute zak met metalen pijpen erin, zo te horen. Hij belt niet aan, maar staat ’s avonds ineens voor je deur als jij net de brievenbus gaat legen, of de poes gaat roepen, of wat dan ook. “Ik kom u verlossen van uw rioolprobleem”, zegt Otto eenvoudig en met onweerstaanbare overtuiging.

Dus je laat Otto natuurlijk binnen. In je huis loopt hij feilloos naar de juiste plek en haalt twee korte stukken metalen pijp uit de jute zak en schroeft ze aan elkaar. Aan het ene uiteinde monteert Otto dan een zuignap van zo’n gootsteenontstopper, maar dan met een groot gat erin,  en aan de andere kant iets dat lijkt op een mondstuk van een didgeridoo. Verbijsterd zie je vervolgend hoe Otto de zuignap op de afvoer duwt en dan het mondstuk naar zijn mond brengt. Otto zet zijn voeten een eind uit elkaar, neemt een astronomische (vrij letterlijk eigenlijk) hap lucht en bespeelt met een resonantie die je hele huis laat trillen op haar fundering, jouw rioolleiding. Je weet niet wat je ziet, en al helemaal niet wat je hoort.

Na een minuutje of wat stopt Otto en kijkt je ernstig aan: “Ik heb het probleem gevonden en kan het verhelpen. Wilt u dat?”. U knikt heftig van ja waarop Otto een papiertje tevoorschijn tovert: “Dat kost dan 50 euro, wat u overmaakt op dit rekeningnummer”. Je neemt het papiertje aan en knikt. Je weet ook niet helemaal wat je overkomt. Otto’s aanpak is zo bizar dat je je niet kan voorstellen waarom het niet zou kunnen werken. Bovendien ben je wat deze rioolverstopping betreft nogal aan het eind van je Latijn. Dus je stemt graag in met Otto’s voorstel.

Otto draait eens goed met zijn grove schouders en verzet zijn voeten. Dan sluit hij zijn ogen en neemt een nog grotere hap lucht dan zoëven. Hij zet het mondstuk van zijn instrument weer aan zijn mond en begint weer te spelen. Het geluid is nu anders. Iets begint los te komen, zo klinkt het. Het volume wordt groter, en tegelijkertijd wordt de toon lager en lager. Ineens klinkt er buiten een enorme klap, en dan klinkt het geluid helemaal goed. Je weet nu dat je rioolleiding niet langer verstopt zit en zelfs brandschoon is van binnen. Otto speelt nog even door, maar stopt dan en zegt: “Zo, klaar”. Bedaard schroeft hij zijn bizarre didgeridoopijpgeval weer uit elkaar en stopt het terug in de jute zak. Hij laat je verbijsterd achter en je maakt meteen 50 euro over op het rekeningnummer dat die vreemde snuiter je heeft gegeven.

De volgende ochtend zie je de auto van de overburen. Het deksel van de put ernaast ligt op het dak van de auto, evenals de totale inhoud van jouw rioolleidingen. Je knippert even met je ogen, maar onder het motto van “mijn naam is haas en bovendien gelooft toch niemand mijn verhaal”, stap je met een boei van een kop snel in je auto en rijdt gauw naar je werk.

Brulkotser

Natuurlijk ben ik in alles koelbloedig, maar niet als het om kotsen gaat. Een ander zien kotsen heb ik niet zoveel moeite mee opzich. Mijn maag draait er zich niet voor om. Ik ruim regelmatig de kots van mijn gezinsleden op. No problem.

Het wordt pas een probleem als ik zelf moet kotsen. Kotsen gaat me bijzonder moeilijk af. Misschien moet ik het vaker oefenen ofzo. Ik heb ook nauwelijks een kokhalsreflex. Ik zie mijn kinderen altijd argeloos kotsen. Het floept er gewoon uit. No big deal.

Nu wordt ik gelukkig niet vaak misselijk, maar soms, heel soms (eens in de 10 jaar), dan wordt het ook mijn doorgaans heel robuuste maag teveel. En dan begint het gevecht met mijn hoofd. Die is namelijk de baas over mijn lijf, denkt ‘ie. Mijn hoofd is van de stellige mening dat mijn slokdarm een strikte eenrichtingsverkeersroute betreft.

En als mijn maag daar anders over denkt, heeft het pech en zal het een enorme strijd moeten leveren om de controle over mijn lijf van het hoofd tijdelijk te kunnen overnemen. En als mijn maag mijn hoofd dan heeft overruled, dan verzet toch nog mijn hele lijf zich tegen de wil van mijn maag. Het kronkelt en spartelt. Zelfs mijn stembanden protesteren, want ze brullen het uit als de kotsvloed er langs komt.

Door die gigantische strijd tussen mijn lijf en mijn maag komt het er onder zulke hoge druk uit dat ik de rand van de toiletpot goed moet vasthouden, want anders kots ik mezelf tegen het plafond. Het spuit uit alle gaten in mijn gezicht. Als de maag dan eindenlijk leeg is (wat altijd tergend lang duurt zodat ik altijd in ademnood raak) dan voel ik daar de opluchting heel goed. De egoist. En wie kan de rotzooi opruimen? Juist.

Ik begrijp daarom ook niet waarom we kotsen ook wel “overgeven” noemen. Op mij is het in ieder geval niet van toepassing. Ik heb zo’n hekel aan kotsen dat ik me er niet aan kan overgeven. Het resultaat is dat ik na een geslaagde machtsovername van de maag totaal ben afgemat. Alle spieren doen me zeer en mijn stembanden lijken wel gezandstraald. Ik ben een brulkotser. Toch typerend.

Oprit sneeuwvrij maken, Otto-style!

– Good evening, Bindi Restaurant, how can I help you?

– Yes good evening, it’s me, Otto.

-O, it’s you, how much Widower do you wish to order tonight (chuckle, chuckle)?

-The usual of course, two kilos.

-Hihihihihi (nerveus), you sure wish to make your wife a widow, don’t you Mister Otto.

-Yes, indeed, sort of, yes.

-Allright sir, it will be ready in about 20 minutes…(de Indiër aan de andere kant van de lijn brabbelt iets in zijn moeder’s taal tegen de kok)

-Excuse me, what was that?

-Nothing sir, the cook wanted to know what on earth, in spite of you being our best customer, you keep ordering such ridiculus amounts of the world’s hottest curry for.

-O, it’s actually not for myself hoor. It is for my cat. He loves the stuff!

-Er, did you just say you feed our Widower to your cat, sir?

-Yes, my cat indeed. He can’t get enough of it. Have it prepared on time as always. (klik, Otto legt de hoorn van zijn ouderwetse telefoon met draaischijf op de haak).

Knarf, de lelijkste en gevaarlijkste kater op deze aardkloot, strijkt langs Otto’s benen en brengt een geluid voort dat spinnen moet voorstellen, maar klinkt als het geluid van een vette Harley Davidson die 2 straten verderop komt aanrijden. Het is etenstijd. Otto moet opschieten, want hij riskeert dat hij weer een nieuwe stoel moet kopen. Als Knarf honger heeft, wordt hij nogal aggressief en reageert dat het liefst af op Otto’s stoel.

In een steegje in Grantham (Engeland) verschijnt, na een zacht “fwwwoep!”, een enorme gozer met een woest kapsel. Met grote passen baant Otto de Magiër zich naar Bindi Restaurant en loopt naar binnen. Al gauw wordt hij opgemerkt door het personeel. “Ah, mister Otto, nice to see you again”. Otto maakt zich zorgen om zijn stoel dus hij wil zo snel mogelijk terug naar huis: “Do you have my two kilos of Widower ready?”, vraagt hij daarom botweg. Het valt meteen helemaal stil in het restaurant. Een vrouw slaakt een kreetje. De Indiër kijkt geschrokken om zich heen en neemt Otto snel mee naar achteren: “Here it is sir, with an extra but complimentary 5 Naga Infinity’s added so we are sure to kill your cat this time, yes?”, en de man geeft Otto een vette knipoog. Otto grijnst tevreden en betaalt. Dan haast hij zich het restaurant uit, met een grote bak Widower onder zijn arm. De Indiër rent hem achterna: “Sir, your change!”. Maar Otto hoort hem niet meer. Buiten ziet de Indiër Otto een doodlopend steegje in rennen, en hij rent er achteraan. Maar bij het steegje aangekomen is Otto natuurlijk in het niets opgelost.

Thuis staat Knarf al met al zijn haren overeind en een enorme dikke staart de favoriete stoel van Otto te intimideren. Maar als hij Otto ziet verschijnen, begint hij zo hard te spinnen dat de glazen in de kast meerammelen. Otto kwakt de hele inhoud van de bak met Bindi’s Widower in Knarf’s trog. Knarf valt meteen aan. Met ongeloofelijke snelheid werkt hij de 2 kilo’s heetste curry ter wereld naar binnen. De trog wordt schoon leeg gelikt. En dan is het wachten geblazen voor Otto. Deze keer duurt het nog geen vijf minuten voor Knarf begint te kokhalzen. Zou het door de extra Naga Infinity’s komen? Knarf kokhalst en kokhalst en kokhalst. Eerst braakt Knarf een enorme, dampende haarbal uit. Het is een flinke deze keer. Toch zeker 2 à 3 ons, schat Otto.

Knarf is opgehouden met kokhalzen. Hij kijkt Otto vreemd aan. Nou kijkt Knarf mensen sowieso vreemd aan, want hij is nogal scheel. Bovendien haat hij mensen, dus als hij je al aankijkt is het met enorme minachting en cross eyed. Otto verdraagt hij om redenen die Otto zelf ook niet helemaal begrijpt. Nu kijkt hij Otto bijna hulpeloos aan, wat belachelijk is voor een kater dat vorige week nog een volwassen wild zwijn ving in het bos. Otto weet dat Knarf zich nu hondsberoerd voelt. Er moet nog iets uit. Er klinkt een diep geborrel uit de maag van Knarf, en hij begint weer te kokhalzen. De spasmen van Knarf’s lijf zijn nu zo heftig dat hij achteruit en ongecontroleerd met zijn grote kop van links naar rechts kronkelend door de keuken kruipt. En als Knarf z’n beide ogen dichtknijpt en zijn bek wijd open spert springt Otto naar voren met een teiltje en duwt het onder Knarf’s bek. Net op tijd, want dan spettert de kater een vieze, grauwe, stinkende en bruisende vloeistof in het teiltje. Een paar eetlepels, hooguit. Knarf kruipt met een voldane, maar ook beschaamde blik onder de tafel om zich eens uitgebreid schoon te likken, om te beginnen bij z’n gat.

Snel, voordat Knarf’s gal door de bodem van het teiltje heen vreet, giet Otto het spul in een keramieken kruik. Het is een heel potent goedje. Het is het beste verfafbijtmiddel dat Otto kent. Het lost tevens alle lijmsoorten op. Eigenlijk lost bijna alles er in op. Vanavond wilde Otto eens kijken of je er ook snel je oprit sneeuwvrij mee krijgt. Dus hij doet een paar druppeltjes in zijn grote gietijzeren tuingieter en vult het snel bij met water, voordat de gieter geen bodem meer heeft. God, wat stinkt het toch. Met zijn neus dichtgeknepen, giet Otto behoedzaam de inhoud van de gieter leeg over zijn oprit. Het resultaat is verbluffend. Sissend verdampt de sneeuw, maar er gebeurt meer. De klinkertjes worden ook nog eens brandschoon geëtst. Otto’s oprit is binnen luttele momenten niet alleen sneeuwvrij, maar ook vrij van alle mos en groene aanslag. Zelfs Otto is verbijsterd. Om zich een houding te geven lacht hij maar eens manisch: MOEOEOEHAHAHAHAHAAAAA!

Autopathie

Vanochtend liet de auto me in de steek. Ik kon het de auto eigenlijk ook niet kwalijk nemen, want ik hou nauwelijks rekenschap met weersomstandigheden als het gaat om het gebruik van de auto. Het ding mot rije als ik het wil potverdorie! Aan de andere kant moet de auto ook niet zo miezerig doen, want hij wordt goed onderhouden. Ik ga bijna voor ieder onbekend bibbertje of bijgeluidje naar de garage en laat netjes alle beurten doen. 

Maar toch liet de wagen me barsten vandaag. Hij startte slecht en sloeg onder het rijden telkens af. Dus ik schopte tegen de band en dreigde eens flink met de schroothoop. Dat hielp eventjes. Hij startte weer, al was het met enorme tegenzin, en het wilde alleen nog draaiende blijven boven de 3000 toeren. Ik aaide liefdevol over zijn stuurtje en stelde hem gerust dat alles goed zou komen, want ik zou hem naar de garage brengen.

Onderweg naar de garage sloeg de motor niet één keer af. Hij deed ontzettend zijn best om me niet teveel teleur te stellen. Mijn schroothoop-dreiging was harder aangekomen dan ik bedoelde. En toen ik in de leenauto wegreed van de garage, keek ik nog even bezorgd achterom naar mijn zorgenkind. Moedig wachtte het daar zijn operatie af. Even overwoog ik om te blijven en zijn buitenspiegeltje vast te houden tijdens de operatie, maar dat leek me nogal behoorlijk belachelijk, bovendien moest ik werken.    

En zoëven belde ik de garage eens op om te horen hoe het met de auto ging. “Nou, het is allemaal weer prima en uw auto heeft de operatie dapper doorstaan hoor meneer. Hij heeft een viervoudige bougietransplantatie ondergaan en we hebben zijn motortemperatuursensor vervangen. Hij is weer helemaal in orde meneer”. Dat was goed nieuws! Ik ging de auto meteen halen. En even later reed ik weer fijn in een goed gemutste auto die weer helemaal zichzelf was, weer naar huis. Het gaf geen enkele blijk van ongenoegen over mijn afschuwelijke verwensingen die ik in de ochtend had gemaakt. Net zo trouw als een hond. En hij kan er toch ook niks aan kan doen dat hij van Franse makelij is, toch? Ja, ik probeer me gewoon in die auto te verplaatsen. 

Koffie, een topdrug!

Ooit kreeg ik eens de twijfelachtige eer mezelf koffiesnob te mogen noemen (dus een koffieleut die denkt dat hij in wezen een betere koffieleut is dan anderen op grond van afkomst, kennis, intellect of rijkdom). Ik mikte het toen denk ik vooral op kennis en intellect om mijn afkomst en rijkdom te camoufleren. Intussen weet ik beter, alhoewel ik laatst toch nog een uitspatting van koffieleuterij had. Altruistisch als ik ben deelde ik namelijk het geheim van een lekker bakkie met de wereld.  

Eigenlijk ben ik gewoon een ordinaire koffieverslaafde. Als de koffienood hoog is, maakt de smaak me bijna niet meer uit. Als er maar caffeïne in zit. Gelukkig hoeven koffieverslaafden zich momenteel geen zorgen te maken, want koffie drinken blijkt verdacht goed voor je te zijn. Het remt Alzheimer, verkleint de kans op Parkinson, beschermt tegen kanker en diabetes, verhoogt je uithoudings- en concentratievermogen en je wordt er gelukkiger van. Kortom: een topdrug.

En zelfs met de koffieprut uit je koffiefilter kun je ook al louter goed doen. Het houdt slakken, luizen en ander ongedierte uit je tuin, terwijl het tegelijkertijd uitstekende bemesting vormt voor je plantjes. En de geur ervan zorgt er ook nog voor dat de poes haar behoeftes in de tuin van de buren doet. Dan kun je met koffiedik ook nog je handen ontvetten en helpen voorkomen dat je gootsteenafvoer verstopt raakt en dat deze ook nog eens niet stinkt. En koffiedik is 100% biologisch afbreekbaar ook nog. Ik zei het toch: een topdrug.

Als je al een nadeel zou kunnen opnoemen over koffie, is dat je er misschien dik van wordt. Ha ha, koffiedik! Vat je hem? Koffiedik. Ach, ik sta zo stijf van de cafeïne dat ik veel te gelukkig ben om me druk te maken over die paar kilootjes. En het is waarschijnlijk toch koffiedik kijken dat je dik wordt van koffie. Nog een positief effect van koffie dus: verhoogd relativeringsvermogen. Wat een topdrug.

De onvermijdelijke komst van de pervers perfecte iCar

Mijn vrouw heeft zo’n over priced stuk Apple. Een macbook of zoiets. Mag ze natuurlijk helemaal zelf weten. Het is alleen buitengewoon irritant hoe vanzelfsprekend goed alles op dat ding werkt. Het verklaart ook de zelfingenomenheid van de mensen die het bij hun macs en andere Apple-electronica zweren. Tuurlijk werkt het perfect.

Apple drijft hun perfectie door tot op het boosaardige. Als zij vinden dat de volgende iPhone perfecter wordt met een nieuw type connector, dan komt er een nieuwe connector. En zo mogen dan alle leveranciers van accessoires waarop je je iPhone kunt aansluiten, een nieuwe versie gaan produceren. Ze zullen wel moeten. Gebruikers van Apple-technologie verbazen zich openlijk over de mensen die genoegen nemen met inferieure technologie. Hoofdschuddend kijken ze toe hoe we worstelen met onze zielige, onbetrouwbare apparaatjes en vragen dan: “waarom koop je dan ook geen échte laptop?”.

Berijders van auto’s die zijn ontworpen voor perfecte wegligging en rijgedrag, meestal Mercedes, BMW of Audi, gedragen zich trouwens op een manier die vergelijkbaar is met de pedante nuffigheid van de Applefielen. Vanzelfsprekend soepel zoeven ze over het asfalt. Vol vertrouwen in de veiligheid en stabiliteit van hun onfeilbare bolide rijden ze met onverminderde snelheid door en geven ze zelfs flink gas bij waar veel lagere adviessnelheden op de borden staan. Die borden zijn niet voor hen, maar voor al die nietige berijders van inferieure auto’s. En op feestjes en zo vragen ze zogenaamd lollig bedoeld: “wil je eens in een échte auto rijden?”

Het is dus een kwestie van tijd voor Apple met een eigen auto op de markt komt. Het krijgt de fantasieloze naam “iCar” en er zal een belachelijke run op komen. Natuurlijk rijdt het op een afwijkende brandstof waarop het perfect en pedant zuinig rijdt, waardoor er speciale pompen moeten worden bijgeplaatst op alle tankstations. Ik zie ze al voor me, die zelfingenomen smoelen van die iCar-rijders als ze de brandstofslang eenvoudig vastklikken aan de ook al afwijkende maar perfecte opening van de brandstoftank van hun iCar. Achteloos vanzelfsprekend houden ze hun iPhone even tegen de zijkant van de pomp, en de iCar wordt in luttele seconden zonder morsen volgetankt en ze kunnen meteen doorrijden, want de brandstof is ook gelijk al betaald. Perverse perfectie!

Betoeterd

Vanochtend werd ik dus even helemaal betoeterd. Ik stond keurig te wachten voor de haaientanden bij een T-splitsing om linksaf te gaan. De automobilist die van links kwam trapte pardoes op de rem waardoor het autootje wild bokte. Woest gebarend en dus ook driftig toeterende reed de blijkbaar geschrokken automobilist stapvoets en met een overdreven boogje voor mij langs. Alsof ik met de neus van mijn auto half over zijn weghelf stond. Ik stond wel pal op de haaientanden, maar dus NIET op zijn stomme weghelft.

Mij van geen kwaad bewust zijnde, maakte ik dus het universele gebaar voor “ik heb geen flauw idee wat je bedoelt, wat stel je je toch aan man!”: beide handen met de palmen geopend omhoog en mijn hoofd schuddende. Ik kreeg daarop het universele gebaar voor “LLLLLLOOSER!!”: rechterhand voor zijn lelijke rotkop met duim opzij en wijsvinger omhoog. Was t ‘ie nou helemaal betoeterd zeg! 

En toen ik mijn deur open deed om eens te kijken hoe ver ik dan wel over de haaientanden stond met mijn neus, werd ik dus ook van achteren betoeterd. Maar deze keer, toegegeven, wel terecht. Ik maakt dus het universele gebaar voor “ja, ja, ja, ik ga al, tjongejonge wat een haast zeg”: hoofdschuddend met loeiende motor wegscheuren. Dat zal ze leren mij een beetje te betoeteren zeg.  

Drietenig monster op mosgroene sloffen

Waarom draagt het drietenige monster groene sloffen? Om niet op te vallen tussen de varens? Of in veld met kropsla? Ik weet ook niet wat het hier dan tussen de rottende bladeren zocht. Zijn mosgroene slof leek haast wel licht te geven. Sowieso steken de mossen nu heel sterk af tegen al die grauwbruine, rottende blaren. In eerste instantie dacht ik ook dat het om een boomvoet ging met mos op de wortels, maar schijn bedriegt! Het monster staat in het bos achter de radiotelescoop aan het Dwingelderveld. Als je er heel zachtjes langs sluipt, ziet ‘ie je misschien niet.

Van kasteeltje naar hutje dichter op de hei

Als ik door “ons” oude huis loop valt het me op hoe weinig dit met me doet. We konden het huren tot het verkocht zou worden. Zelf wilden we het huis niet kopen, want het is “ons huis” niet. Ja, het ligt heel mooi, staat helemaal vrij en is heel ruim. Maar die ruimte is voor een belachelijk groot gedeelte benut voor de hal en de overloop. De oorspronkelijke bewoners van het huis zijn Britten. Die hadden er hun eigen little castle van gemaakt, zoals alle Britten doen. Een castle heeft natuurlijk as many rooms as possible. Zo dus ook ons oude optrekje.

Nederlanders houden van doorzonnigheid. Ik in ieder geval wel. Ons huurkasteeltje had op de benedenverdieping 5 kamers (wc niet meegerekend) en dus die enorme hal. Allemaal muren die de doorstroming van zonnestralen verhindert. Als we het zouden hebben gekocht (we hebben best met het idee gespeeld) dan zouden we al die muren eruit gemokerd hebben. Ook een grote schuifpui stond op de verlanglijst. Al met al een behoorlijk verbouwing. Er zouden CV-leidingen moeten worden verplaatst. Er zou zelfs misschien ook een stuk dragende muur verplaatst moeten worden. Teveel gedoen met te hoge kosten.

Dus wachtten we maar tot het huis zou worden verkocht terwijl wij intussen heel rustig de lokale huizenmarkt in de gaten hielden. Tijdens onze zomervakantie was er een bezichtiging door potentiële kopers van ons huurkasteeltje. Dat bleken dus de toekomstige nieuwe eigenaars, maar na het bericht over die bezichtiging was er komplete radiostilte vanuit onze verhuurders. Helemaal niets hoorden we. Tot ik op een ochtend onze jongste zoon naar het kinderdagverblijf bracht en daar door één van de leidsters werd geïnformeerd over de verkoop van ons huurkasteeltje: “zeg, klopt het dat jullie moeten verhuizen?”. Ik was natuurlijk met stomheid geslagen. Het moest wel waar zijn, want nieuwtjes gaan heel snel rond in een dorp als Dwingeloo.

En het wás ook waar. Dus vol gas gingen we nu echt op huizenjacht. Enkele bezichtigingen en onderhandelingen later mochten we ons verheugen op een eigen doorzonwoning. En nog een tijdje later wilde een bank het ook nog financieren. De verhuizing is intussen achter de rug. Ons huurkasteel staat een maand eerder leeg dan onze land lord and lady hadden voorzien. Die maand huur die ze nu mislopen is de boete voor de belachelijke radiostilte die, naar hun eigen zeggen, was omdat ze bang waren dat we anders eerder zouden weggaan. DUH!!!

Ik heb de nieuwe eigenaren van ons oude optrekje ook al ontmoet. Hele leuke mensen die het huis bijna exact zo gaan verbouwen als wij zouden hebben gedaan. Ik bedoel maar. Wij zitten intussen prinsheerlijk in ons (ja, ons, echt helemaal ons) doorzonhuis. We zijn de koning te rijk met ons hutje dichter op (500 meter dichterbij om precies te zijn) de hei. De enige verbouwing die wij willen doen is het uitbreiden van het aantal slaapkamers en het toevoegen van een paar openslaande deuren de tuin in. Die tuin grenst direct aan het weiland waardoor we vrij zicht hebben op de bosrand van het bos langs het Dwingelderveld……

….als ik tenminste het achterdeel van de schutting die om één of andere idiote reden om de hele tuin staat, heb gesloopt. Binnenkort maar eens even een mokertje halen. Want die schutting zit tussen mij en de hei. Iemand interesse in stuk of wat schuttingdelen? Hou Marktplaats in de gaten zou ik zeggen. Je mag ze ook zelf eruit komen slopen. Be my guest!