Ons kaartenhuis schudt op haar grondvesten
terwijl de koude wind erom heen giert,
trekkend aan de zwakste kaartjes.
Ze beven en steunen, klagen en kreunen.
Het kaartenhuis staat bijna op instorten.
Maar ach, als het onvermijdelijke dan gebeurt,
vegen we de kaarten allemaal bijelkaar,
wrijven ze weer warm tot ze blozen.
Dan bouwen we het kaartenhuis weer liefdevol op,
geroutineerd, kaartje voor kaartje,
zodat het de maatschappij weer even kan dragen.