Month: december 2013

Infologie

Als iemand, bijvoorbeeld op een nieuwjaarsborrel, mij vraagt wat voor werk ik doe, dan zal ik argeloos antwoorden met: “ik zit in de ICT”. Daarmee doe ik bij volle bewustzijn gruwelijk afbreuk aan mijn beroep. Een vak waarvoor ik jaren heb gestudeerd en intussen al zo’n 20 jaar doe. 

Ik had ook “ik ben informaticus” kunnen zeggen, maar iets weerhoudt mij. Misschien is het bescheidenheid, maar waarschijnlijk is het gelatenheid. Gelatenheid over het feit dat aan informatica het stigma kleeft van brildragende bleekneuzen met vierkante ogen. Dus zeg ik altijd maar gelaten dat ik in de ICT zit.

Een meubelmaker zal niet zeggen: “ik zit in de meubelmakerij”. Nee, hij zal trots zeggen dat hij meubelmaker is. En daarop volgt een leuk gesprek over meubels en materialen. Mensen hebben een soort zwak voor ambachtelijke beroepen (ikzelf ook), dus daar kan ik niet tegenop. Mijn beroep is niet ambachtelijk, dus als ik zeg: “ik ben ICT-er”, krijg ik daarop vrijwel altijd een reactie zoals: “o, dan weet je vast veel van computers”,  waarop met een snelle blik de bleekheid van mijn neus wordt geverifieerd en het gesprek stopt. Mijn vak spreekt niet tot de verbeelding.

Informatici kunnen buiten hun vakgebied eigenlijk nauwelijks befaamd worden. Natuurkundigen wel. Denk aan Wilhelm Röntgen, Albert Einstein en Niels Bohr) Misschien zit ’t hem dus in “kundige”. Informatiekunde is volgens mij wel een tijdje in zwang geweest, maar heeft het blijkbaar niet overleefd. Niemand bezigt die benaming.

In beroepen die eindigen op “loog”, vind je ook vele beroemdheden. Zoals bioloog (Charles Darwin), archeoloog (Howard Carter), paleontoloog (Mary Anning) en psycholoog (Sigmund Freud).  Misschien helpt het daarom om het vak “informatica” voortaan “infologie” te noemen. Wie er in is afgestudeerd mag zich dan “infoloog” noemen. In het Engels wordt het dan helemaal sexy: infologist.

Ik zie het al voor me:
“Wat doe je voor werk?”
“Ik ben infoloog!”
“O? Wat interessant, daar heb ik nog nooit van gehoord. Wat doe je dan precies als infoloog?”
“Ik breng momenteel de infologie van de energiewereld, nou ja, een deel daarvan, in kaart zodat er een beter inzicht ontstaat in de de dynamiek van algehele infonomie en van de infotopen binnen die wereld.”
“Jeetje, wat gaaf zeg! Dat klinkt erg spannend. Wat ontdek je zoal?”
“Nou, onlangs heb ik binnen zo’n infotoop toevallig een tot nog toe onbekend infonisme ontdekt!”
“Serieus? Gefeliciteerd! Een infonisme, zei je? Eh.. ”
“Infonismen komen voort uit onzuivere algoritmen, en zijn beter bekend als ‘bugs’
“Ah, dus infologen speuren naar bugs?”
“Ach, in het begin van je carrière wel. Mijn ontdekking van laatst was louter toevallig. Ik hou me nu vooral bezig met beleid en strategie ter voorkoming van onzuivere algoritmen binnen de infotopen”

Je begrijpt het, ik verheug me op de komende nieuwjaarsborrels.

Van onderen!

Het schijnt winter te zijn, maar de paddestoelen tieren nog welig in het bos. Nou ja, heel talrijk zijn ze niet meer, maar er zijn er nog genoeg. Ik kan het nooit nalaten om ze te fotograferen. Dan zie je mijn diep gebukt in de bladeren zitten zodat ik de paddo in kwestie van zijn mooiste kant kan kieken: van onderen!
image

image

image

Verschil

Er is iets in me ontwaakt waarvan ik niet wist dat het sliep. Of sluimerde. Het is net of ik de wereld nu ineens nog steeds hetzelfde zie, maar dan een beetje contrastrijker. Het is maar heel miniem, maar ik voel van binnen uit een verschil.

Alsof mijn gezichtsveld fijner gedetaileerd is. Alsof mijn perceptie helderder is geworden en mijn horizon verder ligt.

Er is iets in mij ontkiemd waarvan ik niet wist dat het ooit geplant was. Of wortelde. Het is net of ik mijn omgeving ineens nog als voorheen beleef, maar dan ietsje levendiger. Het is maar heel miniem, maar ik voel van binnen uit een verschil.

Alsof mijn wortelstelsel fijner vertakt is. Alsof mijn kruin breder is geworden en hoger rijkt. 

Er is iets bij me gebarsten waarvan ik niet wist dat het scheurde. Of kriebelde. Het is net of ik eerdaags ineens mijn huid weer moet afwerpen. Eronder zit net zo’n vel, maar dan ietsje ruimer. Het is maar heel miniem, maar ik voel diep van binnen het verschil al.

Alsof mijn zenuwstelsel fijner vertakt is. Alsof mijn intuïtie scherper is geworden en duidelijker spreekt.

Een bewogen jaar

Probeer maar eens een foto te maken van het hele jaar. Geheid dat ‘ie bewogen is. Een vage, streperige plaat leg je dan vast. Vaak zijn maar enkele zaken scherp op die foto. En dat is heel normaal. Dat zijn de dingen van het jaar die je aandacht hadden en die je van dat jaar het beste zullen bijblijven.

Ook mijn 2013 zit vol vage strepen, de kleur wit overheerst. Door alles heen zie ik ook aardig wat groen met rode vegen en witte strepen (voetbalveld, het rood – VV-Dwingeloo – van de tenue-tjes van het juniorteam waarin onze zoon speelt). En deze zaken zie ik er scherp op staan (in chronologische volgorde):

stapels verhuisdozen

een slappe vaatdoek (een hondsberoerde ikke)

de Beierse vlag, de Allianz Arena en Schweinehaxe mit Semmelknödeln

de archipel van Stockholm, gezien over het roer (waar ik aan draai) van een zeiljacht terwijl de zon op mijn gezicht schijnt (een waar hoogtepunt, hier kan weinig aan tippen).

diepblauwe zonnepannelen op ons dak

klusjesmannen (van één zolder twee slaapkamers maken)

witte verf, heeel veel witte verf (het zijn twee flinke slaapkamers geworden)

Zweedse Rotfärg  – die typische rode verf van Zweedse huizen en gebouwen, gemaakt van een bijproduct uit een Zweedse kopermijn in Falun die we tijdens onze vakantie, op de verjaardag van onze oudste zoon, bezochten.

Donkerbruine aarde, heeel veel bruine aarde (het pimpen van onze tuin: ik deed het grondwerk, de tuinman de inrichting en bestrating)

Het jaar is nog niet helemaal voorbij, dus de foto is nog niet af, maar ik vind het nu al prachtig. Ik wens iedereen alvast een heel bewogen 2014!

 

 

Kippevel

Ja eigenlijk is het kippenvel, maar dat klopt gewoon niet qua gevoel. Die extra ‘n’ moet maar gewoon een stomme (onuitgesproken) ‘n’ zijn dan. Dat geldt ook voor panne(n)koek en miere(n)neuker. Niemand spreekt die ‘n’ uit. Bovendien heeft die extra ‘n’ een soort dovende werking op de lading van het woord. Als ik iemand uitmaak voor “pannuNNNkoek”, heeft dat een minder beledigend effect dan “Pannuh-koek”. 

Zo geeft kippeNNNvel bij lange na niet de sensatie die kippuh-vel geeft. Kippevel kan een prettige tinteling zijn die ergens in je nek begint, langs je oren naar je slapen kruipt en dan razendsnel langs je hele ruggegraat naar beneden schiet. Dat soort kippevel krijg ik als ik vol bewondering schiet over iets dat ik zie, of hoor, of zelfs alleen maar aan denk. Als ik Sven Kramer alweer een seconde van zijn ronde tijd af zie schaatsen bij de 10 kilometer, krijg ik dit soort kippevel. Het prachtige “Private Investigations” van Dire Straits bezorgt me telkens weer dit type kippevel.

En toen ik vanochtend mijn eigen voetbaltoppertje een hartstikke goeie kopbal zag maken, kreeg ik het ook. Een hele vette kippevel over mijn hele lijf. Dat zijn de allerlekkerste. Als ik mijn ogen sluit en die kopbal weer aan de binnenkant van mijn ogen afspeel, krijg ik het weer. Zaaaaalug. Dit soort kippevel is heerlijk en doet je van binnen opgloeien. Kippuh-vel, wel te verstaan. KippeNNNvel laat me niet gloeien. 

Kippevel kun je ook krijgen als je schrikt, of als je een gevoel van onbehagen bekruipt. Dat is heel ander soort kippevel. Dit soort kippevel voel je tot in je ruggemerg en tot in je botten. Brrrr. Vermeende ontmoetingen met spoken geven mij dit soort kippevel. Vrees voor je leven geeft je dit soort kippevel. Al je haren over je hele lijf staan dan overeind en je voelt je ijskoud. Je bent op je hoede en voelt je alles behalve op je gemak. KippeNNvel doet dit niet met je. Bij lange niet.

Weet je wat kippeNNNvel is? Dat is dat vieze, vette, kledderige velletje dat ik van de kippenpoot afpeuter met mijn vork, als dat velletje niet lekker knapperig is geworden. Om van te griezelen. En dat is dus een heel andere sensatie.

 

Moeilijk

’t Is niet ingewikkeld, dat niet. Maar wel moeilijk. Snap je? Het gaat vooral om volhouden en niet terugvallen in oude gewoontes. En dat is dus heel moeilijk.

Soms moet je weer even leren om de dingen te zien zoals ze echt zijn. Terug naar de essentie. Dan moet je je luchtkastelen loslaten, en dat is vreselijk moeilijk. Niet ingewikkeld. natuurlijk, want ’t is gewoon een kwestie van niet meer vasthouden aan zinloze percepties en virtuele verworvenheden. Een minimale inspanning dus. Of nee, een ontspanning. En dat is dus zo on-we-zen-lijk moeilijk.

Vastklampen aan oude gewoontes en schijnwerkelijkheden is vele malen makkelijker. Oneindig veel gemakkelijker. Je vreest voor gezichtsverlies, maar eigenlijk ken je je echte gezicht niet meer zo goed. Wat er bij gezichtsverlies eigenlijk gebeurt is het omgekeerde. Je krijgt even je echte gezicht weer terug. Zoals het er echt uitziet. Je zou dat moeten zien als een geschenk in plaats van een kwelling, maar je raad het al, dat is fe-no-me-naal moeilijk.