Ze lijkt dan wel schattig en onschuldig, maar dat is maar een facade. Hij kijkt daar natuurlijk dwars doorheen. Hij ziet haar voor wat ze werkelijk is: een monster. Dat is zijn gave. Hij ziet altijd het ware gezicht van monsters die doen alsof ze mensen zijn.
Vol afgrijzen moet hij toezien hoe het monster iedereen voor de gek houdt en telkens weg komt met zijn monsterachtige streken. Het is nooit de schuld van het monster. Altijd dat van een ander. Vaak ook dat van hem. Ze projecteren hun eigen slechtheid altijd op anderen. Natuurlijk gelooft niemand hem. Monsters hebben geen schattig en onschuldig voorkomen, dus hij heeft de schijn altijd tegen.
Hij veracht monsters. Hij haat het hoe ze hem minachtend aankijken met hun zelfingenomen blikken: ha ha, ik weet dat je mij doorziet, maar je kan me lekker niks maken. Lekker puh! Het is onverdraaglijk.
Hoe kan het dat hij als enige hun monsterlijkheid kan zien? Correctie: als enige mens. Onderling zien de monsters elkaar’s ware tronies wel, maar ze lijken elkaar maar moeilijk te verdragen. Alsof monsterlijke karakters van nature botsen. Dat is natuurlijk ook niet zo raar als je zo egocentrisch bent als monsters klaarblijkelijk zijn. Ze bejegenen elkaar al even minachtend als ze doen bij hem. Alsof hij ook een monster is. Tssss.
ik heb het probleem dat ik monsters ontdek die er als monsters uitzien. Moet ik me nu zorgen maken? Of is het een kwestie van kijken?
Ach, leg een monster onder een vergrootglas en het wordt nog monsterachtiger. Misschien worden monsters wel groter als je er teveel naar kijkt.