Month: juni 2022

Blijdehand

Ergens midden in de pandemie startte ik met een online cursusje die mij beloofde te leren te doen waar ik blij van word. Ik had die opleiding in een opwelling aan mijn ontwikkelplan toegevoegd. Ik voelde me toen al meteen blijer dus heb ik misschien gedacht dat ik de opleiding dus niet meer nodig had. Toen ik vandaag weer eens zat te snuffelen op ons “digitale leerplein”, werd ik eraan herinnerd dat ik deze cursus nog niet had afgerond. O jee. Ik vroeg me maar eens eerlijk af of ik wel voldoende doende ben om mezelf blij te maken. En hoe is het überhaupt met mijn blijdschap gesteld? Hoe blij ben ik op een schaal van 1 tot 10? Diep in mijn bloedend hart schort het momenteel wel behoorlijk aan blijdschap, dus de score is mager. Vooruit, een zes min, maar ik mats mezelf dan behoorlijk. Hoe dan ook, het kan een heel stuk blijer. Dus ik begon maar weer eens met frisse moed aan de opleiding.

De opleiding veronderstelt dat blijdschap en geluk hand in hand gaan. Een blijer mens voelt zich gelukkiger. Geluk zit ‘m veelal niet in het grote maar in het kleine. Wist ik natuurlijk al. Niet iedereen wordt blij van dezelfde dingen. Het komt er dus op neer dat ik moet mezelf gaan bevragen waar ik nou blij van word. Waar kijk ik dagelijks/wekelijks naar uit? Waar krijg ik energie van? Wat vond ik vroeger leuk, maar doe ik nooit meer? Wat zou je elke dag kunnen doen zonder dat het je verveelt? Er komen wel antwoorden, maar niet van harte.

Gelukkig kan de opleiding me daar ook handvatten bieden. Ik moet eerst wat obstakels nemen om mijn weg naar geluk terug te vinden. Negatieve ballast belet me blijkbaar de weg naar mijn gedroomde blijdschap. De opleiding stelt me gerust dat iedereen te maken krijgt met tegenslagen. Ik weet al dat een afgrond niet het einde is, maar juist het begin, dus hier begint de cursus iets meer bij me te resoneren. En hier krijg ik de handvatten waar ik wat mee kan: verlicht verplichtingen, jaag beren van de weg, doe minder maar geniet meer. Eigenlijk dus vooral minder moeten, en meer mogen. En beren jaag je weg door er iets positiefs tegenover te zetten.

Op mijn weg staat alleen een beer van een beer. Hij werpt een lange schaduw over de weg. Maar dat komt niet door de beer, maar door de lage stand van de zon. Ik ga lekker in de berm liggen in zijn schaduw. Niet omdat dat moet, maar omdat dat mag. Met een lange grasspriet in mijn mond en mijn handen onder mijn hoofd kijk ik naar de wolken die voorbij drijven. Die ene lijkt warempel wel een beer. En hij drijft gewoon voorbij. Ik kijk even om naar mijn grote wegbeer. Hij staat er nog maar oogt nu al kleiner. Ik leer het al.

Afgrond

De verwarring zit ‘m daarin dat ik niet meer weet waar ik precies eindig. En ook mijn begin is een waas. Begin en einde lijken wel in elkaar over te lopen. Ik lijk namelijk steeds maar weer terug bij af te moeten komen. Zo heb je een horizon met eindeloze nieuwe mogelijkheden, en zo sta je ineens bij de afgrond.

Zo treffend hoe dat woord past: “afgrond”. Er zit mooie speling in dit woord. Zie de ironie van de dubbele bodem ervan. Er klinkt in door dat er een gegronde reden is dat je weer bij af bent uitgekomen. Een reden die ik moet onderzoeken voor mezelf. Hoe komt het dat ik telkens afsteven op af? Is het gewoon een normale, gezonde cyclus? Ik ben daar eigenlijk wel van overtuigd. Iedereen draagt een afgrond in zich waar een zuigende werking vanuit gaat. Het is je duistere kern. Je afgrond is ook je ultieme toeverlaat.

Ik begin mijn afgrond steeds meer te zien als mijn basis. Het vormt het fundament van mijn wezen. Terug bij af moet je jezelf weer hergroeperen, je weer verenigen met jezelf. Uit je afgrond komen kernvragen. Waar sta ik? Waarom sta ik daar? Waar wil ik staan? Wat wil ík? Waarom wil ik dat? Vragen die eerst heel voorzichtig vanuit mijn onderbewuste omhoog drijven. En als ik me besef dat ik er bewust over nadenk is mijn afgrond dus nabij. Eventjes bekruipt me een gevoel van paniek, maar het ebt snel weg als ik bedenk dat mijn afgrond niet het einde is, maar het begin.

En door

Als de verwarring te groot wordt ga ik eerst op zoek naar mezelf. Dan stel ik vragen aan mezelf. Wat is belangrijk voor mij? Hoe sta ik erin? Hoe wil ik erin staan? Eigenlijk ga ik dus bewust nadenken over mijn positie in de verwarring. Ik zoek dus weer houvast bij mezelf. Dat is misschien wel het belangrijkste trucje in mijn rugzak: het kunnen hervinden van mijn eigen evenwicht. Het onderwerp van verwarring zet ik in mijn hoofd op ongeveer een meter afstand voor me in de lucht en laat het langzaam draaien. Ik moet even alle kanten ervan zien. Hier en daar zoom ik in op ongemakkelijke kanten. Om te onderzoeken wat ik daar nou echt van vind. Dat wat me verwarde wordt steeds minder warrig. Soms duurt dit niet meer dan enkele minuten, en soms kost het me een paar dagen waarbij ik enorme afstanden wandel. Ik ga er net zo lang meer door tot al mijn gedachten die hierover door elkaar liepen, zijn ontrafeld. Net zo lang tot de knoop uit mijn maag is. De situatie verwart me niet langer en dan doe ik wat ik ermee doen moet. Ik laat wat toe, ik laat wat gaan, en door.

Vergadersalamander

Het is eigenlijk maar een dooie boel op kantoor de laatste tijd. De covidpandemie lijkt de vergadertijger wel te hebben uitgeroeid. Iedereen werkt maar naar believen op afstand. Met als gevolg dat ik op kantoor ook voornamelijk zit te videovergaderen. Daarvoor duik ik dan onder in een speciaal daarvoor bestemd hokje. Een glazen hokje. Een videovergaderterrarium. Het komt voor dat ik daar uren achter elkaar in zit. Af en toe kom ik er even uit voor verse zuurstof en dito koffie. De transformatie is duidelijk: van vergadertijger, naar vergadersalamander.