Month: augustus 2022

Wat het is

Het is inmiddels een vaste lijfspreuk van me geworden: “het is wat het is”. Gedurende het leven houdt veel mensen deze vraag bezig: “ben ik wie ik ben?”. Die vraag lijkt te overlappen met mijn lijfspreuk. Betekent het misschien dat we helemaal niet hoeven te zoeken naar onze identiteit? Zijn we al automatisch wie we zijn? Ubuntu zegt ons nog dat we “door anderen zijn”, dus we zijn ook hoe we door anderen worden waargenomen. Die filosofie is ook nog eens wederkerig. Misschien moet je dus gewoon eens door de ogen van je naasten naar jezelf kijken om een deel van jezelf te zien. En laatst ving ik een gesprek op over projecties. Mensen blijken vooral eigen eigenschappen op anderen te projecteren. We zijn wat we projecteren. En ten slotte ben je nog wat je eet. Kortom: zoek jezelf in anderen en wat jij op ze projecteert terwijl je eet waar je zin in hebt. Zou het zo simpel zijn? Mijn leven is me te kort om me daar te druk over te maken. Ik leef nu, en nog niet weten wie ik ben is ook maar wat het is.

Iceberg

Laatst verbaasde mijn linker hersenhelft zich ineens over “iceberg”. Hoezo “berg” in plaats van “mountain”? Technisch is een iceberg ook niet eens een mountain. Het is een stuk ijs dat van een gletsjer afbrak en los rond dobbert in de oceaan. Ze zijn groot en massief. Drijvende bergen van ijs. De oorsprong van iceberg ligt in de Nederlandse taal, kwam ik achter. We hadden het blijkbaar in de 14e eeuw al over ijsbergen: ende daer si hoopten die ijsmaren, so lagen si oft ijsbergen waren. Ik lees ook dat icebergs “bergvormige ijsmassa’s op het land” zijn. Desalniettemin betekende een iceberg de ondergang van de Titanic. Ze hebben “berg” nooit mee vertaald naar het Engels. Ik zie wel een verband met de verbazing van mijn linker hersenhelft.

Syrphus ribesii

Tijdens mijn blokje om, gisterochtend, ving dit beestje mijn aandacht. Ze zat daar een beetje mooi te wezen. Ik zag er een perfect plaatje in. Zie haar nou toch eens mooi afsteken tegen die wazige achtergrond. Dit prachtige zweefvliegje wist dat haar schoonheid hierdoor het beste uitkwam. Ze bleef ook mooi stilzitten terwijl ik het lensje van mijn telefoon, die ik in standje “macro” had gezet, tot op enkele centimeters afstand van haar bracht. Na vier kiekjes zoemde ze er toch wel vandoor, maar haar vereeuwiging was al een feit.

Een slimme app op mijn telefoon wist mijn vereeuwigde vliegje met 61% zekerheid te identificeren als een syrphus ribesii. Een bessenbandzweefvlieg, in gewoon Nederlands. Dat neem ik voor nu dan maar even voor waar aan. Ik ben geen insectenkenner. Ik herken slechts schoonheid wanneer ik het waarneem. Desalniettemin heb ik mijn waarneming met alle stelligheid van de wereld toegevoegd aan waarneming.nl. Dat was toch wel het minste wat ik kon doen als tegenprestatie voor haar schitterende verschijning.

Ook maar schouderbreed

Op een hoge rots zie ik het silhouet van een naakte man. De zon staat pal achter hem, dus ik zie eigenlijk alleen contouren. Toch is het ontegenzeggelijk een man. Hij neemt een langwerpig voorwerp van de grond. Het is zo lang als de man zelf. De man zet het voorwerp tegen zijn oog. Als een soort verrekijker. Hij scant er zijn horizon mee af. Vlak voor hij in mijn richting kijkt verandert mijn perspectief en ben ik plotseling de man met de kijker. Wat ik zie is een rond plaatje met daarin een vochtige, met mos begroeide rots. Er staat niemand. De “verrekijker” blijkt een grijze, kunststof buis te zijn. Naast mij, op de grond liggen er nog tientallen meer. Er liggen ook koppelstukken en een bochtje. Het is zo klaar als een klontje dat ik alles aan elkaar moet maken.

Voor ik daaraan begin neem ik mijn omgeving eens in me op. Ik bevind me op een massieve, granieten rots. Ik sta op het uiterste randje ervan, met mijn tenen over de richel grijpend. Voor mij gaapt een kloof met, volgens mijn vakkundige oog, een diepte van zo’n dertig meter en minstens dezelfde breedte. Door de kloof stroomt een woest kolkende watermassa. Ik kan niet goed bepalen in welke richting het stroomt. Het lijkt eigenlijk in meerdere richtingen tegelijk te stromen. Daar in terecht komen is een gewisse dood. En precies op een plek recht voor mij is één plekje van misschien maar een halve meter in doorsnee waar het water stil staat. Ik krijg een vermoeden van de bedoeling van de buizen, die ik maar eens aan elkaar vast begin te maken.

Na een tijdje heb ik een L-vormige leiding gefabriceerd. Het lange deel van de L is lang genoeg om de het kolkende water te kunnen bereiken, en het korte deel is precies lang genoeg om de afstand van de rand tot aan het stille plekje te overbruggen. Behendig, alsof ik dit dagelijks doe, breng ik het gevaarte in positie. Het past precies. In het stille stukje water is geen turbulentie dus kost het weinig moeite om het uiteinde van de buis daar stil te houden. Het steekt er enkele meters in. Ik zet het korte deel van de L weer tegen mijn rechter oog en kijk.

Wat ik vervolgens zie is een kolom van totaal stilstaand water. Ik kan helemaal tot op de bodem kijken. Daar staat een man die ik herken. Ik ben het zelf. Ik sta er met de voeten op schouderbreedte en heb mijn ogen gesloten. Mijn schouders raken net niet het woest kolkende water dat om de kalme waterkolom heen raast. Ondanks mijn hachelijke positie lijk ik totaal ontspannen. Ik zie mijn borstkas rustig op en neer bewegen. Plotseling kijk ik met geërgerde blik omhoog en verandert tegelijkertijd weer mijn perspectief. Ik zie dat boven mij, mijn rustige waterkolom is verstoord. Dat irriteert me. Het is letterlijk een doorn in mijn oog. Ik spring krachtig omhoog en pak de buis vast. Soepel beweeg ik me terug naar mijn plek op de bodem terwijl ik de buis achter me aan trek.

Weer verplaatst mijn perspectief zich naar de man aan de andere kant van de buis. Ik verlies mijn evenwicht. Het gebeurt in slow motion. Ik tuimel loom naar beneden in de richting van het kolkende water. Wanhopig probeer ik de baan van mijn val te beïnvloeden zodat ik in het stille stukje water terecht kom. Plotseling beweegt alles in normale snelheid en zie ik dat ik gelukkig recht op het stille plekje af beweeg, maar wat zal ermee gebeuren nu ik die met mijn val ga verstoren?

En dan word ik wakker. Het was alweer even geleden dat ik droomde dat ik onder water kan ademen, maar tegelijk ook een diep ontzag voel voor water. De droom was haarscherp. Ik ben er kwetsbaar en veilig tegelijk. De slow motion benadrukt dat die tuimeling iets betekent. Ik ben dan machteloos. De kalme, machtige versie van mezelf op de bodem van de kloof heeft alles wel onder controle, maar zijn kalme werkelijkheid is ook maar schouderbreed.