En plotseling was alle houvast zomaar weg. Een duizelingwekkend gevoel te vallen overmeesterde me. Een gevoel dat totaal onverwacht kwam. Overrompeld schudde ik op mijn grondvesten. Mijn lichaam liegt niet, daar vertrouw ik op. Mijn rationele verstand doet tevergeefse pogingen om mijn hart te beschermen. Maar het hart stuurt resoluut aan op de sprong in het diepe. Schat, houd me vast.
verbazing
Taal ontwondert me nooit
Wat een grappig voorzetsel is dat toch eigenlijk: “ver”. Voorzetsel doet me wel altijd denken aan versiersel, maar dat terzijde. Als voorzetsel zorgt “ver” voor een aanloopje, een duwtje. Speciale vermelding hierbij verdienen verfomfaaien en verdonkeremanen. Bij verdraaien en vernietigen is dat duwtje trouwens best ferm. Dan werkt “ont” ook niet meer als tegenkracht. Nu ik erover nadenk kan ik eigenlijk verdomd weinig voorbeelden verzinnen waar “ver” en “ont” elkaar in evenwicht houden. Verwarren is er eentje. Verluisteren daarentegen staat niet in de Van Dale. Verhutsen en ontguizen evenmin. Gemiste kansen als je het mij vraagt. En wat te denken van taalwoekeringen zoals verontschuldiging, verontwaardiging en verontrusting? Taal ontwondert me nooit.
Iceberg
Laatst verbaasde mijn linker hersenhelft zich ineens over “iceberg”. Hoezo “berg” in plaats van “mountain”? Technisch is een iceberg ook niet eens een mountain. Het is een stuk ijs dat van een gletsjer afbrak en los rond dobbert in de oceaan. Ze zijn groot en massief. Drijvende bergen van ijs. De oorsprong van iceberg ligt in de Nederlandse taal, kwam ik achter. We hadden het blijkbaar in de 14e eeuw al over ijsbergen: ende daer si hoopten die ijsmaren, so lagen si oft ijsbergen waren. Ik lees ook dat icebergs “bergvormige ijsmassa’s op het land” zijn. Desalniettemin betekende een iceberg de ondergang van de Titanic. Ze hebben “berg” nooit mee vertaald naar het Engels. Ik zie wel een verband met de verbazing van mijn linker hersenhelft.
Coronafoob
Omdat er een gat in mijn agenda zat deze ochtend besloot ik om “even” mijn kerstinkopen te gaan doen. Eerder die ochtend hoorde ik al op de radio dat het druk is in de supermarkten omdat verder alles dicht is. De tip was om zo vroeg mogelijk op de dag je inkopen te doen. Misschien zouden de supermarkten zelfs een uur vroeger open gaan. Het gat in mijn agenda zat op half tien ’s ochtends en was dus niet vroeg genoeg. Het was dus toch druk. En vol met kerstinkopers, zoals ik. Met hun vol geladen karretjes blokkeerden die mijn gangen.
Ik ergerde me eraan dat iedereen in de egostand leek te staan. In die stand houdt iemand geen rekening met anderen. In die stand sta je met je kar vol drank en vreten midden in een gangpad uitgebreid de etiketten van artikelen te bestuderen. In die stand lap je de anderhalve meter aan je laars, mompel je “pardon, mag ik even bij…” en gaat dan zonder op antwoord te wachten pal voor me langs om voor mijn neus het laatste pak bloem weg te grissen.
Niet iedereen gedraagt zich zo hoor, maar toch wel opmerkelijk veel. En ik ben ook wel iemand die zich snel verbaast over onachtzaam gedrag. Zelf ben ik me sterk bewust van mijn in de wegwezen. Ik wil niemand tot last zijn. Ik zorg dat ik niet in de weg sta. Dus ik parkeer eerst mijn karretje op een plek waar dat kan. Dus niet midden in een smal gangpad. En ik ben beleefd en wacht op goedkeuring voordat ik iemands anderhalve meter veiligheid infiltreer met mijn potentiële besmettingsgevaar. Dit projecteer ik natuurlijk op mijn medewinkelgangers.
Corona heeft mij tot nog toe niet weten te bereiken. In ieder geval niet voor zover ik weet. Ik heb gedurende de gehele pandemie niet de minste symptomen gehad. Al mijn sneltesten zijn ook steeds negatief. Ik houd mij dan ook behoorlijk braaf aan de richtlijnen. In winkels hou ik afstand en spring ik volleerd uit ieders anderhalvemeterzone mocht ik mij daar per abuis in begeven. Mijn onachtzame mede-boodschappers zijn immers potentiële besmettingsgevaren die mijn persoonlijke vrijheid danig kunnen beperken. Ik ben verworden tot coronafoob. Volgend jaar allemaal op dat woord stemmen.
Vertraging?
Het woord vertraging heeft deze week een nieuwe betekenis gekregen. Het is ineens een synoniem geworden van “achterstand”. Onze overheid trekt 8.5 miljard euro uit om het wegwerken van de corona-achterstand in het onderwijs te financieren. Een schooldirecteur die daarover werd geïnterviewd wilde liever niet spreken van een achterstand, maar liever van een vertraging. Dit verbaast mij zeer. Een vertraging is niet hetzelfde als een achterstand, maar veroorzaakt die. Als Max Verstappen om wat voor reden ook vertraagt loopt hij een achterstand op. Dan moet er simpelweg dus harder worden gereden.
Onderwijs mag je natuurlijk niet vergelijken met de Formule 1. Als gevolg van corona is het onderwijs vertraagd. Het ging allemaal moeizamer. Snap ik. Daardoor hebben leerlingen achterstanden opgelopen. Die achterstand verschilt per school, per wijk, per leerling. Er is niet één universele achterstand die met één landelijke maatregel kan worden ingehaald. De achterstand “vertraging” noemen is de aandacht afleiden van de achterstand. Het leidt tot de verleidelijke gedachte dat we dan maar even gas moeten geven de komende tijd. Het is de aandacht afleiden van het feit dat er heel veel individuele achterstallige aandacht per leerling is ontstaan. Daar moet dus die 8.5 miljard aan worden uitgegeven. Haal het in hemelsnaam niet in je hoofd om het uit te geven aan dure cursussen voor leerkrachten waarin ze leren hoe ze extra gas moeten geven.
Taalkromming
Een hoge hotemetoot van een adviesbureau dat ik hier niet bij naam zal noemen presenteerde gisteren een verhaaltje in een online seminar. Dat laatste woord geeft trouwens telkens weer lachkriebels. Een hele nar laat me denk ik pas echt lachen, maar ter zijde. De hotemetoot sprak zakelijke taal met Brabantse tongval. Veel onnodig Engels, maar daar staan mijn tenen niet per se krom van. De hotemetoot maakte het wel erg bont. Bij ieder gebruik van “hun” als persoonlijk voornaamwoord vertrok mijn gezicht in een sterkere grimas.
Krom taalgebruik door een blijkbaar hooggeplaatste persoon krijg ik blijkbaar erg slecht door mijn beugel. Een vergissing hier en daar stap ik wel over heen, maar als iemand op zo’n positie de ene na de andere kromme taalfout produceert, lukt het mij niet meer om die persoon serieus te nemen. De man sprak over het plegen van onderhoud (dit blijkt wel goed Nederlands te zijn, dus deze taalkromming zit al veel dieper geworteld), hij hielp te helpen, hij gebruikte een tool voor verslagen te analyseren, hij vertelde wat de kandidaten waren voor een bevolkingsonderzoek, hij zag steeds risico’s op de weg, en niet één “enerzijds” werd afgesloten met een “anderzijds”.
Hij deed me door de Brabantse tongval eigenlijk al de hele tijd denken aan De Weerman van Draadstaal. Maar dat kwartje viel pas echt helemaal toen hij zelf ineens zei dat hij zichzelf net een weerman voelde zoals hij voor het grote scherm stond te gebaren. Heel aandoenlijk. Ergens halverwege zijn relaas lukte het hem zelfs om me te verbijsteren door een “ludieke” link te leggen naar “The Ministry of Funny Walks”. Heiligschennis.
Kortom, ik heb me kostelijk vermaakt, alle taalkrommingen ten spijt. Noem me een pietlut en dan geef ik je geen ongelijk. Ik ben gevoelig voor krom taalgebruik. Ongetwijfeld ben ik zelf in dat opzicht ook niet perfect, maar de voornoemde hotemetoot spant wat mij betreft met kop en schouders de kroon. Natuurlijk mag ik taal wel krommen om mijn sarcasme kracht bij te zetten.
Geduld
Geduld is toch maar een vreemd ding. Het verbaast me regelmatig hoe veel ik ervan heb en hoe snel het toch ineens op kan zijn. Misschien zijn er daarom wel meerdere soorten geduld. Misschien is geduld wel inherent bipolair. Er is sowieso verschil tussen mijn geduld op de lange termijn en op de korte termijn. In mijn werk moet ik het bijvoorbeeld hebben van die lange adem. Geduldig breng ik mijn consistente boodschap, wat vaak pas jaren later wordt gevolgd door de nodige verandering. Zolang ik genoeg vertrouwen heb in de uitkomst die ik graag zou zien, is mijn geduld nagenoeg oneindig. Dan kan ik gemakkelijk weken, maanden en jaren rustig wachten. Tussentijdse nervositeit heeft ook weinig nut dan. Ik blijf gewoon rustig en heb vertrouwen. In relaties doe ik dat ook, en vooral in het begin. Druk en wantrouwen werken daarin sowieso niet, en op mij werkt dat zelfs averecht.
Maar ik kan ook pijlsnel door mijn geduld heen vliegen als ik (ineens) teveel chaos om me heen heb. Hier loop ik nog wel eens tegenaan in mijn rol als vader. Mijn vier lieve kinderen zijn gelukkig graag bij me. Sinds mijn scheiding van hun moeder proberen we weer een ritme te vinden waarin ik ze vaker zie. Het basisschema is nu dat ze om het weekend bij mij zijn van vrijdagavond tot zondagavond. Dat is steeds erg gezellig, maar ook veel te snel voorbij. Maar de beweging naar een schema waarin ze evenveel bij mij als bij hun moeder – week op, week af – verloopt uiterst moeizaam. Als overgangsperiode hebben we een half jaar geoefend door de kinderen één keer per maand een volle week bij mij te laten zijn gedurende een normale werk- en schoolweek. En in zo’n week gaat het dan precies tot woensdag goed. Ongeveer vanaf dat punt bereikt mijn korte termijn geduld de kritische ondergrens. Eerst komen er kleine haarscheurtjes in mijn humeur. Ik word knorriger en knorriger. En naarmate mijn zenuwen steeds bloter komen te liggen hoeft er nog maar iets heel kleins niet te gaan zoals afgesproken en boem…
Dus dat week-op-week-af-schema komt er niet. Mijn verhuizing naar een ruimere woning met meer slaapkamers mocht niet baten. Ik heb het voor nu maar geaccepteerd. De kinderen zijn ook blij dat het voorlopig van tafel is. Nu heb ik mijn hoop gevestigd op het verlengen van mijn papaweekenden met drie dagen tot en met de woensdag. Voorlopig hebben we om ook daar aan te wennen eerst nog maar een handje vol van mijn papaweekenden verlengd. Ik vind dat prima. Ik heb immers een eindeloos geduld.
Luisterstand
Mijn beroep bestaat voor het grootste deel uit luisteren. Voor een luisteraar praat ik dan wel weer vrij veel, maar dat weet ik gelukkig van mezelf. Ik probeer de nadruk te leggen op luisteren. Als ik me daar bewust toe zet, dan lukt dat. Vooraf zeg ik dan vaak: “ik ga vooral in de luisterstand”. Dus dan luister ik vooral, stel hier en daar een vraag als ik iets niet begrijp of als ik meer wil weten over iets dat anderen vertelden. Eén ding kan ik absoluut niet: vertellen en luisteren tegelijk. Eigenlijk luister ik des te beter als ik daarnaast helemaal niets anders doe. Dus ik maak ook bijna nooit aantekeningen, want dat gaat namelijk ten koste van mijn luistervermogen.
Voor mij zijn er trouwens twee vormen van luisteren: passief luisteren en actief luisteren. Als ik in de luisterstand ga, luister ik vooral actief. Passief luisteren is horen wat er om je heen wordt gezegd, buiten je actieve aandacht, maar daar wel op de één of andere manier verband mee houdt. Passief waarnemen is misschien een betere term. Misschien is het een mannending, maar ik kan dus ook slecht passief waarnemen terwijl ik actief luister. Het lukt me wel om actief vertellen te combineren met passief waarnemen. Het hangt ervan af hoeveel mensen ik om me heen heb en welke mensen zich daarvan in mijn directe blikveld bevinden, maar ik krijg veel belangrijke dingen mee terwijl ik praat. Mensen die staan te fluisteren. Mensen die glazig kijken. Mensen die “multitasken” en hun aandacht voornamelijk bij hun telefoon of laptop schijnen te hebben. Aan dat laatste maak ik me ook vaak genoeg schuldig, dus ik oordeel niet. Ik weet alleen wel dat ik zelf heel slecht kan luisteren en lezen tegelijk.
Je aandacht kan trouwens twee richtingen hebben: naar binnen en naar buiten. En beide kunnen zowel actief als passief zijn. Ik ben de laatste jaren weer meer bewust van mijn innerlijke geluid, mijn onderbuik, knagende gedachten, ergernisjes die groeien, maar ook verwonderingen die geuit willen worden. Mijn innerlijke stem laat zich beter gelden, of ik ben er beter op afgestemd, maar het zal een combinatie zijn. Mijn onderbuik heeft heel vaak gelijk. Die knagende gedachten duiden heel vaak op iets belangrijks. En die verwonderingen worden herinneringen. Dus het is belangrijk om daar ook aandacht voor te hebben.
Het is trouwens ook belangrijk om actief naar jezelf te luisteren. Dus je aandacht helemaal naar binnen te richten. Dat gebeurt vaak als ik een stuk ga lopen. Het lopen over een vaste route brengt me in zo’n reflectieve stand waarin ik actief contact krijg met mijn innerlijke stem. Die innerlijke stem heeft vaak veel te vertellen. Soms praat ik wel eens hardop terug. Bijvoorbeeld als ik vind dat ik mezelf weer loop te veroordelen, of teveel op de zaken vooruit aan het lopen ben. “Rustig nou Mark”, zeg ik dan. Waarop mijn innerlijke stem zich onmiddellijk afvraagt of ik gek geworden ben. “Loop je weer lekker in jezelf te praten, Mark?”, zeg ik zacht terwijl ik heimelijk om me heen kijk.
Het mooiste dat je kan overkomen tijdens het naar binnen keren van je aandacht, is het waarnemen van stilte. En dan bedoel ik niet dat mijn innerlijke stem stoïcijns en ijzig zwijgt (wat best gebeurt), maar dat mijn innerlijke stem stil is. Ik neem dan louter vredigheid waar. Puur geluk, zulke momenten. En er is dan ook geen innerlijk stemmetje dat zegt dat ik even een foto moet maken, want ik ga dan geheel op in het nu. Gelukkig nestelt zich de herinnering vanzelf en koppelt die aan bijvoorbeeld de overheersende geur van het moment. Wat verklaart waarom Mark er zo intens tevreden uitziet als hij vers gemalen koffiebonen ruikt.
Flirtschrik
Bij verkopers is achterdocht mijn eerste reflex. Een verkoper meen ik al op een kilometer afstand te kunnen herkennen. Als ik er door eentje word benaderd sta ik meteen op scherp. Wat wil je van me?
Iets soortgelijks gebeurt er als een adembenemend mooie vrouw (modelkwaliteit zeg maar) met mij flirt. Dan is de eerste vraag die in mijn hoofd op popt: “Waarom met mij?”. Dat is nog een hardnekkig restje jeugdverlegenheid en is ook een soort achterdocht. Ik kijk nog net niet achter me om te zien of er niet toevallig een veel knappere kerel dan ik achter mij staat.
Ik sluit onmiddellijk uit dat de adembenemende schoonheid met me flirt omdat flirten leuk is en er geen bedoeling achter zit, of omdat ze mij gewoon inderdaad een knappe kerel vindt. Gevleid voel ik me natuurlijk wel, maar ik ben ook meteen op mijn hoede. De flirtschrik.
Waarom met mij? Die vraag houdt me bezig vanaf de eerste hartslag voor dat orgaan op hol slaat. De vraag die ik eigenlijk zou móeten stellen is: Waarom niet? Van schrik naar schik. Het scheelt maar één lettertje maar maakt een wereld van verschil. Vanaf de eerste hartslag ontspannen en lekker van genieten. Ouwe bofkont die je bent.
Samenleving
Platgeslagen wordt alles eenvoudiger. Als ik iets wil begrijpen, dan sla ik het goed plat. Platgeslagen is een samenleving precies wat het woord zegt. Leven dat je samen doet. Leven is iets waar we allemaal recht op hebben. In onze samenleving is dat recht voor iedereen even groot. Ik vind dat heel wezenlijk. Daarom begrijp ik niet waarom anderen op dit moment tóch hun eigen recht op leven boven dat van anderen denken te mogen stellen.
Op nogal argeloze wijze wordt maar even besloten dat ze “niet meer meedoen” met die “belachelijke maatregelen” van die malle overheid van ons. Nogal argeloos wordt door die mensen voorbij gegaan aan het recht op leven van andere mensen. Het is ze letterlijk een rotzorg of die mensen in de intensive care belanden. En het is ze een rotzorg dat daarmee ons zorgstelsel, dat er voor ons allemaal is, enorm onder druk komt te staan. Dat is hoe ik dit zie. Ik vind het echt onbegrijpelijk, hoe plat ik dit ook sla. En wordt er nou echt zoveel van ons gevraagd?
Ja, ik vind de sociale isolatie ook niet fijn. Ook ik mis het oude normaal. Ook ik verlang naar innige omhelzingen met mijn lieve medemensen. Maar in vergelijking met de lijdensweg van hen die vreselijk ziek worden na besmetting met het Coronavirus, en letterlijk voor hun leven moeten vechten, vind ik het een zeer draaglijke last. Als ik op die manier meevecht voor het leven van anderen, is het me dat meer dan waard. Niet meedoen is eigenlijk niet eens een optie. Dan zou je moeten emigreren denk ik. Naar een samenleving waarin samen leven niet zo hoog in het vaandel staat. Ik zeg het nog maar een keer: samenleving. Met de nadruk op samenleving.