Verkooppraatjes

Extra suf

Extra jam

Laatst tijdens het ontbijt gebeurde het weer. Ik struikelde pardoes over een noest stukje marketing nonsense. Eigenlijk let ik bij het doen van de boodschappen niet zo op de onzinnigheid van de wervende boodschappen op verpakkingen. Het valt me meestal pas op op een moment dat ik rust in mijn kop heb. Bijvoorbeeld tijdens een kalm ontbijt op een uitgeslapen zondagochtend.

Ineens viel me dus op dat er eigenlijk klinkklare onzin stond op het dekseltje van de jam: “vers gerijpt fruit”. Het riep allerlei vragen op. Wat voegt “gerijpt” hier toe? Moet het fruit niet altijd rijp zijn voor je ’t verwerkt tot jam? En de toevoeging “vers” heeft betrekking op “gerijpt fruit”, dus rijst bij mij de vraag of er ook onvers gerijpt fruit bestaat. Onvers, maar toch gerijpt. Onzin, dus “vers gerijpt fruit” ook.

Bovenop het deksel staat verder ook nog dat er extra jam in zit. Er staat niet bij hoeveel er normaal gesproken in zou hebben gezeten. De gemiddeld suffe consument gaat geen uitgebreide vergelijking maken met potten jam van andere merken. Die consument stoort zich niet aan de leugen die het woordje “extra” eigenlijk is. Als klap op de vuurpijl is de jam bovendien “vol van smaak”. Die toevoeging dient om de extra suffe consument over de streep te trekken: “Hoezo “extra”? Hoeveel zit er in die andere…O wacht eens even, er staat ‘vol van smaak’, in de kar ermee!” En zo belandde het op mijn keukentafel.

Argwaan

Op een schaal van naïef tot paranoïde zit ik volgens mij links van het midden. Misschien zelfs te veel naar links. Maar ik schiet radicaal naar rechts als iemand mij iets wil verkopen. Maximale argwaan. Ik vertrouw geen enkele verkoper. Als mij in de winkel wordt gevraagd of men mij ergens mee kan helpen zeg ik ook steevast: als ik hulp nodig heb, vraag ik het wel. Laat me alsjeblieft gewoon rustig snuffelen. Voor marketeers voel ik regelrechte haat. Geld-uit-de-zak-kloppers zijn het. Leur ergens anders met je prullaria. Vlieg op met je gelikte praatjes want ik geloof je bij voorbaat niet. Deze mensen worden gedreven door bonussen. Ze werken vanuit hun eigen belang, niet die van de consument. Ze verkopen om het verkopen. Een goed product verkoopt zichzelf, zegt mijn innerlijke boomer. Reclame voor een product is prima, zolang het maar niet opdringerig wordt. Ik heb ook een grondige hekel aan schreeuwreklame. Ik hoor daarin alleen maar de boodschap: koop dure spullen die je niet nodig hebt! Van gerichte reclame schiet ik ook meteen in de argwaanstand. Vandaar dat ik alle digitale reklame zoveel mogelijk blokkeer. En tóch zou mijn koopgedrag dan nóg beïnvloed zijn. Ik overweeg kluizenaarschap.

Boogspanning

Vastberaden stapte ik de speciaalzaak voor handboogsport binnen. Voor de tweede keer. Ik betrad een wereld die tot voor kort voor mij niet bestond. Een spannende, interessante wereld. Een wereld waarin woorden worden gebruikt zoals pondage en treklengte. De verkoper was nog druk bezig met de enige andere klant in de winkel, dus ik vergaapte me aan de spullen in de schappen.

De andere klant werd vakkundig en geduldig geholpen. De verkoper nam alle tijd om het ding (een duur uitziend, matzwart middenstuk van een recurve boog) dat de andere man had besteld, perfect af te stellen. De andere klant testte de boog op een kort schietbaantje in de winkel. Na enkele minutieuze verstellingen aan kleine schroefjes hier en daar aan de boog, begon het resultaat meer in de buurt te komen van de verwachtingen van de klant. Ik hoorde hoe de man een enorm bedrag armer werd en ik merkte dat de knoop ik mijn maag zich strakker aantrok.

Mijn maag zit altijd een beetje in de knoop als ik (veel) geld ga uitgeven aan iets waarover ik twijfel of het wel verstandig is. Eigenlijk wel een lekkere soort spanning. De spanning van de anticipatie. De spanning van het uitstellen van een impuls. Vandaag wist ik dat ik aan het impuls ging toegeven. Ik had nu lang genoeg geweifeld en geprakkiseerd. Just do it!

Omdat ik hier al eerder was geweest, wist ik precies wat ik wilde. “Die”, zei ik, en ik wees naar een complete recurve set die in de winkel stond uitgestald. En ook ik werd door de verkoper uiterst professioneel geholpen. Mijn boog werd met bijna liefdevolle bewegingen gemonteerd en afgesteld. Allerlei kleine piefjes en palletjes werden op en aan de boog bevestigd. Tenslotte spande de verkoper de pees op de boogbladen en vroeg me of ik toevallig al wist wat mijn treklengte was. Dat ik dat niet wist gaf niks, want dat kon hij natuurlijk wel even meten.

De verkoper verzocht me om op de schietplek te gaan staan en overhandigde mij plechtig mijn prachtige handboog. Alle toeters en bellen zaten eraan. Ik kreeg een speciale pijl waarop een centimeteraanduiding stond. Ik legde de meetpijl op de de pijloplegger en trok de pees van de boog zover naar achteren als ik kon. Na een drietal metingen kwam de verkoper uit op een treklengte van net iets onder de 32 inch (ondanks de centimeteraanduiding…). Dus mijn pijlen moesten tenminste die lengte hebben.

Vervolgens mocht ik nog eens hetzelfde doen, maar nu werd er tussen mijn hand en de pees een klein meetinstrument geplaatst. De effectieve pondage bij mijn treklengte bleek 27,8 pond. Dat is het gewicht dat wordt losgelaten op het nokje van de pijl bij het loslaten van de pees. Het pondage wordt vooral bepaald door de starheid van de booglatten, legde de verkoper uit. Hier zou ik voorlopig wel genoeg aan hebben, adviseerde de verkoper. Een zwaarder pondage is voor de beginnende schutter niet nodig. Ik vond het prima.

En toen kwam het moment dat ik mijn eerste eigen pijl mocht lossen. Ik kreeg een korte uitleg over de werking van het vizier en wat het verschil is met het schieten met een “bare bow” (dus zonder vizier). De eerste pijl belandde pardoes in de muur, maar dat gaf niks, want het vizier stond ook helemaal nog niet goed. En jawel, na de verdere fijn-afstelling van het viziertje belandden mijn pijlen al keurig op het blazoen. Weliswaar niet in de roos, maar wel redelijk bij elkaar in de buurt. Ik moest het vizier later zelf, in het veld, beter gaan afstellen.

Ruim twee en een half uur nadat ik de winkel was binnengelopen liep ik met een complete handbooguitrusting naar buiten. Zo trots als een pauw. Ik had een fonkelende, Ferrari-rode handboog gekocht. En ik was er tot in mijn tenen mee in mijn nopjes. De knoop in mijn maag had plaats gemaakt voor die prettige tinteling van kippevel die in golven over je ruggengraat gaat. Geen gevoel van spijt, maar totaal het tegenovergestelde.

20180630_170350.jpg

Gisteravond heb ik mijn trotse bezit eens even uitgebreid getest op het schietveld van de club waar ik nu al weer bijna een jaar lid van ben. Het werd ook wel eens tijd voor een eigen boog. Een van de andere schutters die al jaren lid is, stond me bij met advies over mijn houding en techniek. Maar het belangrijkste advies was dat ik moest ontspannen. Laat je boog zijn werk doen. Dus ik liet al mijn boogspanning van me afglijden en halleluja…

20180629_210536.jpg

120 MB internet? Lariekoek!

Autofabrikanten die graag hun (zogenaamd) zuinige auto’s verkopen, hebben het over het aantal kilometers dat je kunt rijden op 1 liter brandstof. En als je graag een snelle auto wilt kopen, dan krijg je de verleidelijke accelleratiecijfers voorgeschoteld: van 0 tot 100 km/uur in 6 seconden. Ook al word je bedrogen, in ieder geval weet je, als beoogde koper van een auto, wat de mooie cijfers betekenen. Of in ieder geval wat de cijfers je beloven, hoe misleidend ze ook zijn. 

Maar nu zag ik net een reklamespotje – o nee, dat heet tegenwoordig TV commercial (in ’t Engels klinkt het minder erg) – van UPC. Die hebben het over hun snelle internet. Wel 120 MB! Wat een onzin! Wat betekent het? Het is niet alleen misleidend, maar ook onvolledig. Ik koop toch ook geen auto met wel 120 KM? 

Het is misleidend vanwege de afkorting ‘MB’. En het is onvolledig vanwege het weglaten van ‘per seconde’. Wat ze bedoelen is dat een downloadsnelheid van 120 Megabits per seconde mogelijk is. Dus onder ideale omstandigheden zou je in 1 seconde in één keer 125829120 bits (120 x 1024 x 1024) kunnen ophalen van het internet. Om op een getal uit te komen waar je als consument iets meer aan hebt, moet je de 120 even delen door 8. Dat is namelijk het aantal bitjes dat past in een byte. Consumenten denken namelijk eerder in bytes dan in bits. Dan belooft UPC je dus eigenlijk 15 Megabytes (wat MB wél betekent) per seconde. O nee, dat het per seconde is, zeggen ze er niet bij, want dat weet toch iedereen. Wist jij het?

En wat weet je dan als je weet dat jouw internetverbinding een downloadsnelheid heeft van 15 MB per seconde? Nee, dan ben je eigenlijk nog niks wijzer. Weet je dan of al je gezinsleden tegelijkertijd, ieder een verschillende HD-kwaliteit film kunnen streamen (dat is downloaden en tegelijkertijd afspelen) naar hun schermpjes? En weet je dan ook hoe ideaal jouw verbinding met dat internet is, en hoe betrouwbaar die verbinding is?. Dat blijkt meestal vies tegen te vallen. Met die belofte van 120MB weet je niks. Alleen dat het lariekoek is. 

Gerda’s heldendaden

De verkoper wreef genoegzaam in zijn handen toen hij de blonde dame in mantelpak de showroom zag binnen lopen. Ze liep recht af op een glanzend opgepoetste occasion. Een metallic grijze Renault Megane Cabrio die een maand geleden nog helemaal om een boom gevouwen had gelegen. De wagen was eigenlijk total loss verklaard, maar toch stond hij hier in de showroom te glimmen als een verse hondenkeutel in de maneschijn.

De mannen in de workshop hadden de wagen weer rechtgetrokken, uitgedeukt en opgekalefaterd met allerlei onderdelen van de sloop. Eigenlijk was het onderstel van de wagen helemaal ontzet geweest waardoor het behoorlijk verzwakt is, maar dat zie je niet aan de buitenkant. Ja, alleen een echte Renault Expert zou het heel misschien kunnen zien als hij op een afstandje recht voor de auto hurkt en met één oog dichtgeknepen langs de auto kijkt. Dan zou hij heel misschien opmerken dat de achterwielen niet helemaal recht achter de voorwielen staan. Het gaat om millimeters, dus dat ziet echt niemand.

De blonde zakendame loopt verlekkerd om de cabrio heen. “Mooi hè”, zegt de verkoper,  “net binnengekomen, echt een plaatje”. De blonde dame kijkt op en neemt een iets meer onverschillige houding aan. “Doet het elektrische dak het?”, vraagt ze dan. De verkoper zwaait de bestuurdersportier open en zet de wagen op contact. De achterkant van de auto vouwt zich even later zoemend open en het dak ontvouwt zich.

Niemand merkt de kleine spichtige gestalte op die op dat moment langs de auto loopt. Ze draagt nog wel een knalgele regenjas met daaronder felrode regenlaarzen. Maar daar is ze wel aan gewend. Niemand merkt Gerda op. Ze is erg onopmerkelijk. Eigenlijk is alles opmerkelijker dan Gerda. In haar aanwezigheid vinden mensen ineens spelden in hooibergen omdat ze plotseling in het oog opspringen.

Voor Gerda is dit natuurlijk nogal frustrerend. Op vierjarige leeftijd vergat zelfs haar eigen moeder dat ze bestond. Ze was hiervoor in therapie gegaan bij een psycholoog, maar ook die beste man vergeet steeds dat ze zijn patiënt is. Maar ze had nog geen dag spijt gehad van haar besluit om naar de psycholoog te gaan, want daar had ze de eerste persoon ontmoet die haar wel opmerkte. Een ongelooflijk vreemde kerel met woeste haren en borstelige wenkbrouwen. Hij had haar heel indringend aangekeken met zijn fonkelende ogen. Otto, zo heette hij.

Maanden na hun eerste ontmoeting stond Otto ineens naast haar. Ze maakte, ver na sluitingstijd, een nachtelijk wandelingetje door het Rijksmuseum. Als je aan hyperonopvallendheid lijdt, dan is gratis toegang tot musea één van de geneugten. Toen ze voor de Nachtwacht stond, stapte er ineens een enorme gozer met een woest kapsel uit de schaduw. “Schrik niet”, zei hij, “ik ben het, Otto”. Ze schrok zich rot en in een reflex hield ze haar adem in en maakte zich zo onopvallend mogelijk. “Doe geen moeite, ik zie je heus wel”, zei Otto rustig.

Ze hadden lang gepraat daar bij de Nachtwacht. Otto had haar geadviseerd om te proberen haar uiterst zeldzame eigenschap om te buigen in iets positiefs, iets waar ze voldoening van zou krijgen. Iets waarmee ze anderen helpt de dingen te zien die voor hen gemaskeerd worden. En daarom loopt ze in de showroom van deze oplichter. Ze had gezien hoe de Cabrio eruit had gezien. Hoewel ze bewondering had voor het resultaat van het werk aan deze auto, wilde ze voorkomen dat de blonde vrouw de auto zou kopen.

De blondine liep om de auto heen. Haar hoofd een beetje schuin. Voor de auto zet ze langzaam enkele passen naar achteren. Gerda zwiert draaiend met haar regenjas langs de auto. Plotseling fronst de blondine haar wenkbrouwen, “Is deze wagen echt ongevalvrij?”, vraagt ze dan. “Ja hoor mevrouwtje, 100%”, zegt de verkoper zelfverzekerd, maar er parelt een dikke druppel zweet onder zijn toupetje vandaan die hij snel wegdept met een zakdoek.

De blonde vrouw hurkt dan naar beneden en kijkt met één oog langs de linkerzijde van de auto. “Ik zou anders zweren dat die achterwielen ietwat naar links staan ten opzicht van de voorwielen hoor”, zegt ze dan verontwaardigd. “Maar mevrouwtje…”, probeert de autoverkoper, maar de blondine kapt hem bits af: “Niks mevrouwtje! Verkoop dit wrak maar aan een ander!”. Gerda rent langs de verbijsterde verkoper en plukt zijn toupetje van zijn kop. Ze gooit het giechelend omhoog en huppelt voldaan de winkel uit, achter de nuffig stappende blondine aan.

Echte lullen

Een jaar of tien geleden ging ik nog wel eens op pad met een “sales manager”. In mijn vader’s tijd heette dat nog gewoon vertegenwoordiger. Feitelijk leur je in zo’n functie met de producten en diensten van je werkgever. Drukke, belangrijkachtige snelle baasjes die gaan voor dikke, vette zakendeals om hun dikke lease-bakken te rechtvaardigen.

Ik ging dus wel eens met zo’n gladde babbelaar op pad, als een soort show-model. Op een morgen, terwijl we in zijn vette Mercedes onderweg waren, vroeg meneer de belangrijke sales manager me ineens of ik ook eens in een échte auto wilde rijden. Ik mompelde dat ik mijn rijbewijs niet bij me had, maar dat werd stoer weggewuifd. Ik moest en zou achter zijn dikke stuur, want dan kon hij namelijk nog even wat belangrijke telefoontjes plegen.

We stopten om van plaats te ruilen. Ik liep theatraal om zijn auto heen en telde hardop de wielen. “Verrek, je hebt gelijk, het is een échte auto”, zei ik bijdehand. Maar sales managers worden blijkbaar geselecteerd op hun gebrek aan gevoeligheid voor sarcasme. Hij maakte van zijn rechterhand een pistool en richtte het op mij, met zo’n wij-begrijpen-elkaar-knipoog en bijbehorend klakgeluidje met zijn tong.

En toen ik even later flink gas gaf op de snelweg, kwam de rest: “Jaaa, dat is wel even wat anders hè?”. Ik kreeg bijna medelijden. Blijkbaar identificeerde hij zich met zijn auto. Type “mijn auto definieert mij”. Ik ben beter omdat ik een grotere kar heb dan jij. Dat type. Op inhoud worden sales managers dus ook niet geselecteerd. Wel op schone schijn.

Het bijzondere is dat dit soort mannetjes het vaak ver lijken te schoppen met hun gladde smoelen en dito praatjes. Je hebt geen inhoud nodig om succesvol te zijn. Tenminste, als je de dikte van je auto en status als maatstaf ziet voor succes. Uiteraard hebben ze ooit hun moppie opgepikt in de discotheek met “Hai schatje, wil je eens een keer op een échte lul rijden?”.

Liever oppervlakkig volmaakt dan diep tevreden

Pukkels, zwetende oksels, gelige tanden, grijze haren, rimpels, kaalheid. Zomaar een aantal heel normale dingen die ons allemaal kunnen overkomen. Het zijn dingen die we als onvolkomenheden zijn gaan zien en voelen, dingen waarvan we zijn gaan geloven dat we ze dienen te voorkomen en als dat niet lukt, maskeren. 

Voor elk van deze “onvolkomenheden” zijn legio middeltjes te koop om het te maskeren. De reklame’s op televisies laten ons schaamteloos geloven dat je een strak gezicht met stralende, witte tanden moet hebben, een weelderige, glanzende haardos op je hoofd moet hebben en heerlijk fris moet ruiken om succesvol in het leven te kunnen zijn.

Het meest tragische hieraan is nog wel dat het een self fulfilling prophecy is geworden. We zien in reklame’s dat mooie mensen succes hebben. Kale zwetende mannen bereiken niks. Pubers worden bestookt met reklame’s voor anti-acné-middeltjes omdat pukkelkoppen niet op coole feesten uitgenodigd worden. Met een hagelwit gebit mag je rekenen op de volle aandacht van andere mooie mensen. Met een dof gebit ben je niemand. Alleen met glanzend haar ben je echt vrij. Met dof haar moet je je verstoppen.

We worden dagelijks herhaaldelijk doodgegooid met perfecte mensen. Mensen die niet echt bestaan. Mensen die vooral stralen aan de oppervlakte. Gehersenspoeld door de media verspillen we geld aan middeltjes die ons helemaal niet gelukkiger of meer succesvol maken. Ik weet het, het is een supercliché, maar echte schoonheid zit van binnen. Iemand met een slecht zelfbeeld zit inderdaad ook niet lekker in zijn of haar vel. Volgens de reklame’s hoeven we onze onvolkomenheden alleen maar te maskeren en het geluk lacht ons vanzelf weer toe. Zo gemakkelijk en zo verleidelijk. We zijn liever oppervlakkig volmaakt, dan diep tevreden.

 

Onno Zeleman laat zich weer eens naaien

Net als hij zit te eten gaat de telefoon. Met gefronste wenkbrouwen loopt Onno naar de telefoon en neemt op. Terwijl hij de hoorn aan zijn oor houdt wacht hij twee ademhalingen en zegt kalm “Met Onno Zeleman”. Aan de andere kant van de lijn begint een vriendelijk klinkende meneer te spreken. Het gesprek verloopt als volgt:

Goedenavond meneer, u spreekt met Mark Eter van de Nederlandse Aktie & Aanbiedingen Integra Maatschappij. Spreek ik met de heer Onno Zeleman?

Onno: daar spreekt u mee inderdaad, waar belt u voor?

Mark: Bel ik gelegen?

Onno: Nou, ik zit nog te eten, maar…

Mark: Uitstekend, dan zou ik u graag een aantal vragen willen stellen.

Onno: Maar…

Mark: Meneer Zeleman – of mag ik Onno zeggen?

Onno: Ik heb liever…

Mark: Mooi, dat praat een stuk makkelijker. Onno, zoals je weet is de Nederlandse Aktie & Aanbiedingen Integra Maatschappij uitgeroepen tot het beste bedrijf op de Nederlandse afzetmarkt. Je bent toch bekend met dit bedrijf?

Onno: Eh.. nee, ik weet niet…

Mark: We bestaan ook nog maar kort. Misschien ken je ons onder de kortere naam De NaaiMij.

Onno: De Naai…Mij…, zegt u? Ja, dat doet geloof ik wel een belletje rinkelen bij me…

Mark: Zie je wel. Het zou ook erg jammer zijn als je ons niet kende, want ik heb een leuke aanbieding voor je.

Onno: O, eh..

Mark: Onno, maak je regelmatig buitenlandse reizen?

Onno: Och, ik zou het wel vaker moeten doen eigenlijk, maar ik ben maar alleen

Mark: Kijk, kijk, dan heb ik echt een zeer interessante aanbieding voor je!

Onno: O ja?

Mark: Jazeker Onno, speciaal voor jou. Ik heb daarvoor nog wel wat gegevens van je nodig.

Onno: eigenlijk zit ik nog te…mijn gehaktballetje wordt koud…kan ik u later…

Mark: Wanneer ben je geboren?

Onno: 12 september 1959, maar…

Mark: Heel goed, en wat is je beroep?

Onno: ik werk bij de gemeente, maar eh…

Mark: Mooi, mooi, nu heb ik nog uw adresgegevens nodig.

Onno: maar wacht even, u hebt me nog niet verteld wat de aanbieding precies is.

Mark: Kijk, een oplettende klant, daar hou ik van. Eh..even kijken…ja..ik mag je onze exclusieve en uitgebreide reisverzekering een heel jaar gratis aanbieden. En dankzij onze zeer exclusieve afspraken met diverse grote reisorganisaties krijg je met die verzekering ook nog eens tot wel 40% korting op bijvoorbeeld hotelkosten en vliegtickets.

Onno: nou, dat klinkt zeker interessant zeg.

Mark: Nu kun je je dromen waarmaken Onno. Het enige dat jij daarvoor hoeft te doen is even je adres, bankrekeningnummer en creditcardnummer aan mij door te geven. Dan zorg ik persoonlijk dat het hele pakket vanavond nog naar je toe wordt gestuurd.

Als Onno heeft neergelegd staat hij vertwijfeld te glimlachen. Hij wrijft vergenoegd in zijn handen en gaat weer aan de eettafel zitten. Zijn gehakballetje is intussen helemaal koud geworden, maar dat geeft eigenlijk niks, want hij heeft vanochtend van die aardige meneer die aan de deur kwam een professionele Combi-magnetron-oven die door alle grote chefkoks wordt aanbevolen gekocht voor maar 1199 euro terwijl ze normaalgesproken wel 2500 euro kosten. Een buitenkansje dus waardoor Onno Zeleman nu zijn gehaktballetje toch lekker warm kan nuttigen.

Powered by ScribeFire.

Verkopersfobie

Het is een tic, ik weet het zeker. Ik raak namelijk nogal geagiteerd als ik ongevraagd wordt benaderd door verkopers. Alleen al als iemand de schijn wekt iets aan me te willen verdienen, krijg ik al stuiptrekkingen. Ik móet ontwijken, een ruime boog om de verkoper heen maken. En als dat niet kan door ruimte- of tijdgebrek, dan versnel ik mijn tred en kijk strak voor me uit. Aktief negeren. Desnoods loop ik dwars door de verkoper heen.

Ik heb een pesthekel aan die types die op straat mensen tegenhouden met vragen zoals “welke krant leest u?” of “bent u tevreden met uw energieleverancier?”. “Geen interesse!”, onderbreek ik hun verkopersriedel en wurm me er langs. Opzouten met je product, kan me niet schelen wat het is. Als ik iets wil kopen neem ik zelf wel het initiatief. Soms staan ze met een aantal tegelijk in bijvoorbeeld een treinstation en is er geen ontwijken aan. Wat dan nog wel eens werkt is te doen alsof ik aan het bellen ben. Ik klets dan maar wat in mijn mobieltje en loop om de verkopers heen. Maar soms werkt zelfs dát niet. Dan willen ze je toch nog persé één of ander blaadje in je handen duwen alsof ze worden betaald per afgegeven foldertje.

Het is vooral de opdringerigheid waar ik me aan erger. Met de vraag “kan ik u ergens mee helpen”, als ik loop te snuffelen in een kledingzaak, kan ik nog net overweg. Inwendig denk ik: “ga in je hoek!”, en wil ik antwoorden: “ja, zorg ervoor dat ik u kan vinden als ik u nodig heb”, maar dat is natuurlijk erg bot. Ze doen ook maar hun werk, denk ik dan maar, dus ik zeg vriendelijk “nee hoor, ik kijk even wat rond”. Natuurlijk moet een verkoper zich behulpzaam opstellen, maar vooral op mijn verzoek.

Helaas maak ik ook weer te vaak het andere uiterste daarvan mee. Dit gebeurt me vooral in bouwmarkten. Bouwmarktpersoneel is óf maar moeilijk te vinden, óf ze moeten zich voor de klant verstoppen. Een bouwmarkt moet aan de andere kant ook geen lege schappen hebben, dus er lopen wel vakkenvullers rond. Die worden dan belaagd door doe-het-zelvers die graag willen weten of je een gat van 14 centimeter ook met dit vulmiddel kan vullen, of ze ook betonboortjes verkopen van 1 millimeter en of deze schroevendraaier er ook in een linkshandige versie is. De vakkenvuller weet het allemaal niet natuurlijk en verwijst je naar de informatiebalie waar je net vandaan kwam omdat daar niemand kwam ook al had je op de bel gedrukt.

Mijn ideale verkoper heeft dus verstand van zaken en kan me goed adviseren welk product ik het beste zou kunnen aanschaffen, is er wanneer het nodig is, maar stelt zich vooral nederig op. Als de verkoper ook maar de geringste schijn wekt extra centen uit mijn zak te willen kloppen, dan winkelhaak ik af. Doei!

Powered by ScribeFire.

Das Dachpfannenmänchen

Er werd vanmiddag bij mij aangebeld. Toen ik open deed stond er een klein mannetje met een pet voor de deur. “Einen schönen Tag, mein Herr”, zei het mannetje. En toen kwam er een heel verhaal over het feit dat mijn Dachpfannen sehr Schmutzig waren, maar dat hij mij “ein sehr günstiges Angebot machen” kon. Volgens das Dachpfannenmänchen – hij deed me eigenlijk wel een beetje denken aan een Meinzelmänchen – gaan Schmutzige Pfannen lekken en moesten ze deswegen professionel gereinigt und impregniert werden. Mijn buren werden sicher auch ganz froh sein als mijn dakpannen er weer schön sauber uit zouden zien.

Normaal zou mein Dach inclusief BTW zwei tausend oiro kosten, aber heute, und nur heute kon hij mij dit aanbieden voor slechts zwanzig hundert oiro. Jawel: zwanzig hundert in plaats van zwei tausend. Na, das ist doch gar nicht doer, durfde hij ook nog te zeggen. Ich bin doch nicht blöd! Ik kon hem nog maar amper tegenhouden, want hij was al halverwege de ladder mijn Dach auf om kostenlos mal drei Pfänchen zu reinigen. Ik ben benieuwd of hij mijn buurvrouw wel zo gek heeft gekregen.

Powered by ScribeFire.