Wereld

Ubuntu

Een tijdje geleden kocht ik in een opwelling een boek over de Zuid-Afrikaanse filosofie “Ubuntu“. In het boekje staat op bijna iedere bladzijde wat Ubuntu is, maar steeds een beetje anders verwoord. Je ziet jezelf in anderen, en anderen zien zichzelf in jou. Jij bent waardevol voor en door anderen. Anderen helpen is jezelf helpen. Anderen in de steek laten is jezelf in de steek laten. Ubuntu gaat dus over de verbondenheid met anderen.

In hetzelfde boekje las ik verder dat Ubuntu over perspectief gaat. Iets kunnen zien vanuit het perspectief van een ander. Bij een conflict zou je volgens Ubuntu moeten proberen het perspectief van de ander te begrijpen. Alleen dan kan aan weerszijden ruimte ontstaan voor een verbreding van de zienswijze.

Dat geeft toch wel te denken. Je hoort immers heel vaak dat er gesproken wordt over de polarisatie van de maatschappij. We weten allemaal dat de polarisatie veroorzaakt én versterkt wordt doordat de ene zijde zich niet kan (en wil) verplaatsen in de andere zijde. Polarisatie is verdeeldheid. En verdeeldheid maakt een maatschappij zwak. Poetin spint daar nu garen bij. Op de wereldschaal waarop het conflict om Oekraïne nu speelt zou een beetje meer Ubuntu volgens mij niet misstaan.

De ruimdenker

Hij probeert zo min mogelijk van dingen op te kijken. Dingen die ver van hem af staan. Dingen die indruisen tegen zijn overtuigingen. Dingen die hij nog niet begrijpt en misschien wel helemaal niet hoeft te begrijpen. Dingen die ook gewoon zijn wat ze zijn. Dus denkt hij er niets over. Hij vindt eigenlijk dat hij niet eens per se een mening over alles hoeft te hebben. Het leven is eenvoudigweg te kort om over alles wat gebeurt in de wereld, een mening te hebben. Dus hij denkt maar ruim. Zodat er plaats is voor het respecteren van het vreemde. Het leven zelf voelt dan ook ruimer.

Het zou hem ook niet verbazen als anderen zich zouden verbazen over dingen die voor hem heel gewoon waren. Dingen die hij doet en morgen weer. Dingen die indruisen tegen hun overtuigingen. Dingen die ver staan van hun waarden. Misschien is het voor anderen moeilijk of zelfs onmogelijk om zijn dingen te laten zijn wat ze zijn. En misschien is het voor hen zelfs onmogelijk om geen mening te hebben over die dingen. Ook daarover moet hij ruim kunnen denken, vindt hij. De ruimte in het denken van anderen is immers ook slechts een ding dat hij niet per se hoeft te begrijpen.


Complottheorie…

Goed, de anderhalve meter maatregel is opgeheven. De daarvoor benodigde vaccinatiegraad is bereikt. En je QR-code is je duurzame sleutel tot een leven dat weer zoveel mogelijk voldoet aan het oude normaal. Als je niet bent gevaccineerd moet je je zien te redden met tijdelijke sleutels. Voor hen ligt er een hoge drempel naar dat oude normaal. Dat zie ik niet als discriminatie, hoewel ik wel begrijp dat het zo voelt. Ik zie het als een consequentie. Het volgt uit het beleid dat ervoor zorgt dat we uit de pandemie komen.

Wat ik wel gevaarlijk vind is dat de economische groei een beetje teveel de nadruk heeft bij de bestrijding van de pandemie. Daar komt denk ik een groot deel van het wantrouwen in de politiek uit voort. De mens staat niet centraal genoeg in Den Haag. De toeslagenaffaire is de smoking gun. Het nieuwe kabinet zou er goed aan doen de menselijke maat hoog in het vaandel te nemen.

Maar ik geloof wel in vaccinatie. Door vaccinatie hebben we andere virussen zoals polio en tetanus zeer succesvol bestreden. Een vaccinatieplicht zou ik denk ik niet achter kunnen staan. Ik hou er niet van om geen keuzes te hebben en vind het fijn dat me mijn eigen keuzewijsheid wordt gegund. Waarschijnlijk had een vaccinatieplicht in Nederland daarom tot een veel groter protest geleid. Nu wordt er ook geprotesteerd, maar dat heeft nauwelijks massa en ik denk niet dat het veel momentum zal krijgen.

En de fascinerende complottheorieën over wat de “mogendheden” via de covid-vaccinatie in ons zouden injecteren zijn ontsproten aan de zoemende breinen van ingenieuze creatievelingen. Schrijf een zoveelste episch boek over de apocalyps, zou ik hen willen zeggen. Ik voorzie een best seller. De schrijver zal alleen ondertekende exemplaren willen uitreiken aan pure, QR-codevrije, verzetsstrijders tegen de grote boze vaccinatie-wolven. Nog zo’n genie zal dat vervolgens gaan verfilmen. Ik voorspel een kaskraker en Oscar-nominaties.

Ik ben zelf een broodnuchtere, cynische creatieveling, dus als ik dat boek zou schrijven krijg je een roman waar de satire vanaf druipt. Ik zou het dan denk ik gieten in de vorm van een saga die zich afspeelt in de legendarische Disc World van Terry Prattchet. De wereld is plat, het plot is doortrokken van uit zijn verband getrokken kolder, en de personages zijn karikaturen. Verschilt dan eigenlijk maar weinig van een echte complottheorie…

Vreemd

Bijzonder eigenlijk hoe twee mensen zo van elkaar vervreemd kunnen raken. Het is net alsof de lange periode waarin we alles behalve vreemden voor elkaar waren, niet heeft bestaan. Maar ik heb ook twijfels over die periode. In een relatie zou je elkaar toch alle nodige ruimte moeten geven om jezelf te kunnen worden en zijn? Heb ik die ruimte wel genoeg gegeven? Heb ik die ruimte zelf genoeg gekregen en gebruikt? Konden we wel echt onszelf zijn?

Ik voelde me in ieder geval steeds meer vervreemd van mezelf. Mijn leven was wat ik dácht dat het moest zijn. Ik kleurde het conformistisch roze. Spanningen schudde ik van me af. Maar soms schudde ik zo hard dat mijn hele gezin op haar grondvesten mee schudde. Onwerkelijke herinneringen. Buitenshuis en op mezelf was ik veel meer mezelf. Dus vluchtte ik vaak het huis uit om troost te zoeken bij mezelf. Een uur wandelen bracht me meestal wel weer tot mezelf. Die vervreemde versie van mezelf was dan na thuiskomst meteen weer een tijdje gedimd.  

Het woord “vreemd” vind ik trouwens ook weer zo’n woord waarvan de klank precies goed bij de betekenis past. En het rijmt van nature op ontheemd. Taal is soms zo treffend.

Van harte gedigitaliseerd

Onderweg in de auto vroeg ik me ineens af of er wel een tegenovergestelde is van digitalisering. De tegenhanger van digitaal is analoog. Iets analoogs kun je digitaliseren, maar iets digitaals kun je niet analogiseren. Dat werkwoord bestaat niet. Maar we doen het wel voortdurend. Soort van. Van digitale opnamen van muziek maken we met z’n allen dagelijks massaal analoge geluidsgolfjes die toch echt als muziek in onze oren klinken. Het heet dan digitaal-analoog-conversie.

Misschien is het ook wel logisch dat het werkwoord “analogiseren” niet bestaat, want het kan niet, hooguit bij benadering. Het staat ook niet in de Van Dale. De digitale versie van iets analoogs is per definitie in kwaliteit verlaagd. Digitaliseren gaat altijd gepaard met kwaliteitsverlies. Altijd. De digitale versie is altijd een minderwaardige kopie van het origineel. De conversie “terug” naar een analoge versie levert iets op dat niet meer 100% hetzelfde is als het origineel.

Gelukkig zijn onze zintuigen ook helemaal niet in staat om het origineel 100% waar te nemen. Onze oren horen maar binnen een begrensd frequentiebereik. Onze ogen kunnen maar een beperkte hoeveelheid kleuren onderscheiden. Een doorsnee computer gebruikt de waarde 0 voor de kleur (absoluut) zwart. De meesten van ons zullen 1 nog even zwart vinden. Een tekst in de digitale kleur 1 op een achtergrond in de digitale kleur 0 (absoluut zwart) kunnen wij niet lezen. De kleur 25 op zwart is nog steeds onleesbaar. Zie het plaatje hieronder.

zwart

Op het beeldscherm van mijn laptop zie ik het verschil tussen zwart en zwart+25 dus niet. Er zijn dus meerdere digitale versies van wat ik als zwart waarneem. Mijn punt is dat we graag genoegen nemen met de inferieure kwaliteit van “geanalogiseerde” digitale informatie ten opzichte van het origineel. We zien en horen het verschil toch niet, of in ieder geval niet genoeg om er niet van te kunnen genieten. De audiofielen van deze wereld zullen het niet met me eens zijn, en misschien hebben ze best gelijk, maar daar gaat het me niet om.

Waar het me om gaat is dat ik vanmiddag ineens moest nadenken over het werkwoord “digitaliseren”. Dat overkomt me regelmatig. Een woord dat voorheen heel vertrouwd was, voelt dan plotseling heel vreemd. Alsof ik het voor het eerst echt zie. Ik had ineens moeite met “digitaliseren”. En ik hou me er beroepsmatig dagelijks mee bezig. Als infoloog streef ik naar de volledige digitalisering van de wereld, want dat moet. Zo ben ik geprogrammeerd. Maar door mijn plotselinge vertwijfeling om “digitaliseren” vroeg ik me dus ook meteen af waar ik in hemelsnaam mee bezig ben. In plaats van de originele, analoge wereld te redden, werk ik naar hartenlust mee aan een minderwaardige kopie ervan. De hele wereld wordt van harte gedigitaliseerd! Maar ach, jullie zien het verschil toch niet.

Van slag

Hij liep vlak voor me op het grindpad. Langs de waterkant. Een normale man. Om redenen die ik niet begrijp voelde ik me met hem verbonden. Hij liep rechtop, ondanks de zware schoudertas. Plotseling sprong hij op. Alsof hij ergens van geschrokken was. Hij keek schichtig achterom, maar keek dwars door me heen. De man liep door, maar niet langer rechtop. Hij stak zijn linkerhand in zijn broekzak en haalde zijn smartphone eruit. Hij las iets van het schermpje, en liep een pas of twintig verder met de telefoon voor zich. Zijn hele bovenlichaam leek verstijfd. Zijn benen bewogen nog wel, maar steeds langzamer. Het schermpje ging weer uit op het moment dat de man tot stilstand kwam. Even zag ik het gezicht van de man erin weerspiegeld. Uit zijn blik sprak weemoed. Ik dwong mezelf om naar de grond te kijken, maar kon een tweede blik toch niet tegenhouden. Nu zag ik verbijstering. De man stak de telefoon weer langzaam terug in zijn broekzak, draaide zich naar het water en steunde op het hek. Treurig keek hij in het glinsterende water waarop gouden bladeren dreven. Ik zag dat hij beefde. De man was totaal van slag. Hij hoorde nu mijn knarsende voetstappen op het grind en keek in mijn richting. Nu zag hij me wel. Uit zijn blik sprak een diep medelijden. Ons oogcontact duurde drie hartslagen. Een eeuwigheid. De tijd stond helemaal stil. De wereld om me heen ook. Alleen de drie oorverdovende slagen van mijn hart klonken. Toen sloeg de man zijn ogen neer, en liep ik verdoofd verder. Mijn benen bewogen als vanzelf. Ik zag, hoorde en voelde de wereld om me heen alsof ik er geen deel meer van uit maakte. Ik was even alle verbinding met de werkelijkheid kwijt. Langzaam kwamen mijn zintuigen weer één voor één online. In dezelfde volgorde. Toen was ik al honderd stappen verder. Ik keek achterom, maar de man stond er niet meer.

De Wereldverbeteraar

Hij ziet het allemaal met argusogen aan. De wereldverbeteraar. Hij doet zijn best, maar op de achtergrond. Hij is een onzichtbare held. Op geitenwollen fairtrade sokken. Met kleine daden zorgt hij dat de wereld zich weer een beetje beter voelt. Al was het maar voor zijn eigen gemoedsrust. De wereldverbeteraar ligt namelijk voor ons allemaal wakker. Van alle problemen. Van alle ellende. En hij weet best dat hij de hele wereld niet in zijn eentje kan verbeteren. En hij weet ook best dat hij niet in zijn eentje verantwoordelijk is voor onze puinhopen. Maar hij ligt er wakker van. Hij kan er niets aan doen. De wereld is hem te lief. Hij is weerloos voor haar schoonheid. Haar leed kan hij niet verkroppen. Dus doet hij wat hij kan. Het is misschien niet veel, maar hij voelt zich er goed bij. De wereldverbeteraar offert zich met liefde op voor de bomen, de bijen, de neushoorns, de zeeschildpadden, de koraalriffen, de oerwouden en het hele klimaat. En natuurlijk voor de de cacaoboeren, bananentelers en katoenkwekers die allemaal niet krijgen wat ze verdienen. Het zet geen zoden aan de dijk, maar hij moet het doen. Ook al weet hij soms niet zeker of het echt goed is wat hij doet. Helpt het om minder rundvlees te eten? Helpt het om in principe alleen regionaal geteelde fruit en groenten van het seizoen te eten? Helpt het om bij voorkeur fair trade producten te consumeren? Helpt het om plastic afval te scheiden? Helpt het om te geven aan al die collectanten? Hij weet het allemaal niet, maar hij doet alles maar. Onverzettelijk. Hij doet verwoede pogingen. Vanuit een verbeten overtuiging. Die betere wereld begint bij hem, daar is hij heilig van overtuigd.

Uit fase

 

Iedereen heeft een eigen belevingswereld, een eigen werkelijkheid. Dat mag! Het is zelfs niet gezond als je niet je eigen wereld hebt. Je moet goed zorgen voor je wereld. Jouw perspectief. Want jouw wereld draait om jou. Jouw wereld maakt jou. Met jouw wereld geef je een stukje momentum aan de grote buitenwereld die je deelt met alle andere mensen. Soms moet je wel eens tegen de wereld in draaien om verandering teweeg te brengen.

Mijn wereld is laatst nogal abrupt tot stilstand gekomen. Maar de grote buitenwereld om me heen draait gewoon keihard door natuurlijk. Dat ik met alle macht aan de noodrem trok had daar geen waarneembaar effect op. Ook de wereldjes van de mensen die dichtbij me staan draaien gewoon door. Ze zien mij wel, maar in het voorbij gaan. Bewogen en onscherp.

Door te verstillen (letterlijk) en diep naar binnen te kijken zie ik mezelf scherper dan ooit. Pijnlijk scherp. Wat ik zie is de naakte waarheid over mezelf. Zonder te oordelen. Het is wat het is. Het mag ook zijn wat het is. Het is alsof ik nu eindelijk de juiste combinatie van sluitertijd en diafragma heb gevonden om mezelf met de juiste scherptediepte te fotograferen. Ik zie nu alle nerven, grilligheden, vlekken en beschadigingen. Ik. Een blad aan een boom. Nog lang niet tijd om los te laten.

20171127_220751.jpg

De mensen om me heen zien mij nog onscherp. Alsof ze me door en beslagen ruit zien. Stel je voor dat jou lukt om een foto van mij te schieten, terwijl jij draait in je eigen snelle wereld. Je ziet een blad. Eentje van vele bladeren aan de boom. Omdat ik een blad ben weet je dat ik nerven heb, en grilligheden, vlekken en vast ook wel onvolkomenheden (want wie is er perfect?). Maar zie je het ook echt? Toen ik zelf nog heel hard rond tolde in mijn wereld zag ík het ook niet.

20171127_220928.jpg

Ik kom weer in beweging, maar langzaam. Nog tijdelijk in de war… Ik loop nog uit de pas met de rest van de wereld. Uit fase met mensen die me lief zijn. En ik zet ook niet meteen alle registers weer open. Sommige registers wil ik helemaal niet meer gebruiken, of voorlopig niet, of gewoon minder. En steeds als ik heel voorzichtig zo’n register open schuif, zie jij mij een beetje scherper. Alsof ik strepen trek over jouw beslagen ruitje.

20171127_212143.jpg

Levenslach

Natuurlijk zit een mensenleven vol bergen en dalen. Soms sta je bovenop de wereld. Waar de zon jou het eerst raakt met haar stralen, dan pas alle andere mensen. Op zo’n moment spat het geluk van je af. Je bruist van energie. Zoveel energie dat je praktisch licht geeft. Licht voor iedereen. Het leven lacht je dan toe, zoals dat heet. Jouw gezicht weerspiegelt dat met een gelukszalige grijns die loopt van oor tot oor.

In een dal is het precies andersom. Hoe dieper het dal, hoe duisterder je stemming. Je verwordt tot een soort zwart gat waarin de energie uit je omgeving schijnbaar zinloos verdwijnt. Het enige zonlicht dat op jouw gezicht valt, komt indirect, via de langst mogelijke route, vanaf het kille oppervlak van de maan, als het meezit. In zo’n diep gat wil je dan alleen nog maar dieper wegzakken. Dieper en dieper. Wegkwijnen. Iedereen buiten sluitend.

Waar je dan toch nog de energie vandaan haalt om weer op te veren en toch weer, als een hardnekkig woekerend onkruid, naar de zon te reiken, gaat je verstand te boven. Het is bijna bovenmenselijk. Maar dat is het niet. Het is juist oermenselijk. Je oerinstinct nam het over. Je oerinstinct wist dat de muren van je vesting stuk moesten. Dat je ook kwetsbaar mag zijn. Dat je ook je verdriet moet delen. Dat je klein mag zijn in de aanwezigheid van de mensen die dichtbij je staan. Dat ze je zullen steunen en aanmoedigen. Dat je dan weer bovenop de wereld kunt komen. Samen met hen. Niet alleen, maar samen.

Badend in warm zonlicht bloei je weer langzaam op. Het leven glimlacht je bemoedigend toe. Toe maar, leef maar. Bloei maar en groei maar. Het zonlicht is daadwerkelijk honing, en je doet je er weer gretig aan tegoed. Je bent terug. Sterker dan ooit. Het dal waarin je je nog bevindt is licht en groen. Voor je uit slingert zich een pad naar boven. Je weet dat het vol bekende valkuilen zal zitten, maar het weerhoudt je er niet van om de eerste stap te zetten, want ook jij mag fouten maken.