alledaagse dingen

Hoe bestaat ‘t!?

Heb jij dat ook wel eens dat je je plotseling overweldigd voelt door de wereld? Het overkomt me bovendien steeds vaker. Ineens krijg ik dan een overweldigend besef van de gigantische omvang en complexiteit van het universum. Hoe bestaat ‘t!? – denk ik dan ineens. Hoe bestaat ’t dat ik met enorme snelheid door het heelal suis (draaiend om een gigantische vuurbol die zelf ook door het heelal suist) op het o zo dunne korstje van een klodder gloeiende magma. Belachelijk!

Maar ook in mijn eigen kennisgebied loop ik tegen wonderen aan. Hoe bestaat ’t bijvoorbeeld dat ik via een klein plat kastje een gesprek met iemand kan voeren die zich aan de andere kant van het land (of zelfs aan de andere kant van deze planeet) bevindt terwijl ik mijzelf laat verplaatsen in een zich over lange stroken ijzer voortbewegend voertuig. Het is eigenlijk niet te bevatten als je er te lang over na denkt.

Zo’n plat kastje dat zo’n gesprek mogelijk maakt is trouwens zo ongelooflijk complex dat het onmogelijk is om zoiets helemaal zelf, vanaf scratch, te maken. Iemand heeft wel eens geprobeerd om zelf vanaf scratch een broodrooster te maken, maar kwam er achter dat zelfs een basismateriaal zoals plaatstaal heel erg moeilijk zelf, vanaf de grondstoffen te maken is. Hij ging naar een ijzermijn om zelf ijzererts te winnen. Uiteindelijk lukte het hem om een stuk plaatstaal te maken, maar het kostte hem maanden. Het lukte hem om een broodrooster te maken dat er zo uit zag:

home-made_toaster

Vergeleken met een broodrooster is een smartphone oneindig veel ingewikkelder. Er is geen enkele mens op de aarde die het gehele proces van het winnen van de grondstoffen tot en met het assembleren van de onderdelen zelfstandig, zonder hulp en kennis van anderen, zou kunnen uitvoeren. Onmogelijk. Waarschijnlijk geldt dat voor de meeste dingen uit ons dagelijkse leven. Kijk maar eens om je heen en vraag je dan af of er iets bij zit wat jij zelf, vanaf scratch, zou kunnen namaken. Wedden dat jij dan ook denkt: Hoe bestaat ‘t?!

Graancirkels

graancirkels

Laatst moest ik ineens aan graancirkels denken. Het kwam door iets dat iemand tegen me zei in een e-mail. Zeggen en schrijven lopen vaak een beetje door elkaar. Zijn verhaal kwam er niet letterlijk op neer, maar ik haalde eruit dat we in ons dagelijkse werk allemaal netjes in een soort vaste kringetjes moeten lopen. En toen gebeurde het dus.

Ik zag ineens voor me hoe we allemaal, iedere dag graancirkels maken. Ieder in zijn eigen werkgebied. En ik bedacht dat je de patronen van de graancirkels helemaal niet ziet als je zelf in het graanveld loopt. Alleen vanuit de hoogte zijn ze zichtbaar. Hogerop zweven onze leiders. Zij overzien hoe wij onze graancirkels maken. Dat is hun werk. Zelf lopen ze natuurlijk ook netjes in vaste kringetjes, zoals aangegeven en aangemoedigd vanuit hun leider, die nóg hoger zit.

Een leider stuurt, begeleidt, moedigt aan en jaagt aan, vanuit een bepaalde overtuiging. De graancirkels moeten natuurlijk steeds beter worden. Mooier en groter. Want onze buren kunnen het ook, of juist nog niet. En we moeten ze steeds sneller kunnen maken.

Een leider moet soms moeilijke keuzes maken. Gelukkig zijn er adviseurs die inzicht geven in de keuzemogelijkheden en de gevolgen van die keuzes. Adviseurs draaien in hun eigen vaste kringetjes, zodat ze weten welke behoeften er zijn en wat er speelt. Hoe beter hun kringen, hoe meer invloed ze hebben met hun advies. Hoe hoger de kringen zijn waarin zij verkeren, hoe meer zicht zij hebben op de graancirkels, en hoe meer invloed ze hebben op de patronen die worden gemaakt.

Het gaat natuurlijk allemaal om samenspel en harmonie in het verwezenlijken van een hogere missie. Iedereen is belangrijk, van de top tot op de bodem. De vaklieden in het veld pletten de halmen steeds weer in de gewezen richting. De leiders daarboven bewegen hun mensen steeds weer in de gewezen richting.

De hoogste baas draait zijn dagelijkse rondje langs zijn directeuren. Hij heeft belangrijke informatie. Zijn adviseurs hebben hem ingefluisterd dat er een nieuwe wet aangenomen is welke bepaalt dat 40% van alle graancirkels vierkant dienen te zijn. En de buren zijn al bij 20%….

Handdrukduel

Een nieuw gezicht neemt mij op als ik de vergaderkamer binnen stap. Ik zie nieuwsgierigheid en verwachtingen. Van mijn leeftijd, zo schat ik. Dus ben ik meteen tot je-en-jijen geneigd. Hij staat meteen op van zijn stoel en zet een stap in mijn richting. Zijn rechter hand maakt een royale zwaai naar achteren en omhoog, om vervolgens zijwaarts op me af te duiken. Theatraal blijft de hand voor me in de lucht hangen. Het breeduit glimlachende gezicht van de aanbieder kijkt me met afwachtende blik aan.

Ik kijk de man rustig en (hopelijk) nieuwsgierig aan en steek twee tellen later mijn hand recht naar voren en neem de aangeboden hand aan. Normaal gesproken moet er voor een handdruk die prettig is voor beide partijen een zeker contactoppervlak zijn tussen de twee handen. De duim-oksels moeten lekker tegen elkaar sluiten en de handpalmen op elkaar. Dat lijkt mij de algemeen geaccepteerde handdruk. Maar de ander denkt daar duidelijk anders over. Al voor ik mijn duimoksel tegen de zijne heb, knijpt hij zijn hand dicht waarbij zijn vingers een rechte hoek met de rug van de hand maken. Een ongemakkelijke handdruk is het resultaat. Ik voel autoriteit gemengd met onzekerheid. Ik knijp terug en zorg dat hij zijn hand pas los kan laten als ik mijn naam heb uitgesproken. Hij moet zelfverzekerde autoriteit voelen van mijn kant. 

In het gesprek dat dan volgt blijken we mentaal toch elkaar’s gelijke. Er woedt een beschaafde egostrijd waarin we – ongemerkt voor de anderen aan tafel – schermen met kennis en ervaring. Een waardige opponent ondanks de hoekige handdruk. Ik zie uit naar het volgende duel. 

Zondags verslag

Zondag 14 april 2013

 

Pas om 8 uur wakker. Rond kwart voor negen hijs ik me uit bed om te douchen. Luiheid. Een half uurtje later zit ik met de kinderen te ontbijten. Ootjes (van die crispy ringetjes waar de kinderen erg dol op zijn) en bruine boterhammen met zoet. Ik maak een halve kan koffie en drink een eerste sloot bij de ontbijtkoek waar een dikke laag roomboter op gaat.

 

Al tijdens het ontbijt komt de doos met knutselpapier op tafel. De jongens vouwen vliegtuigjes die er prachtig uitzien, maar slecht vliegen. Ik zie “mijn stuntvliegtuig” heel slordig gevouwen worden en doe hem nog maar eens voor. Ik zeg: “Neem er de tijd voor, wees zorgvuldig, hoekjes op elkaar, maak scherpe vouwen. Doe het met aandacht”, maar mijn zoon is al weer weggevlogen.

 

Na het ontbijt bekommer ik me om de mount everest van te vouwen wasgoed. Dochterlief komt gezellig meevouwen. Ik leer haar hoe ze netjes vouwt en hoor mezelf al weer zeggen: “vouwen moet je met aandacht doen, dan wordt het netjes”.

 

De tweede sloot koffie slurp ik leeg terwijl ik lui op de bank zit met mijn gadget op schoot. Ik lees er maar een boek op. Raymond Feist. Niemandallige fantasie, heerlijk ontspannend. Dan belt moeders. Ze zag dat ik haar gisteravond had proberen te bereiken. Ik wilde alleen maar weten hoe het met haar ging. We praten over vervelende toestanden, maar er is hoop.

 

Ik heb helemaal geen plannen vandaag. Ja, alleen vage. Er moet nog geklust worden op zolder en daar besteed ik dan ook het grootste deel van de dag aan. Iets met latex. Ik wil het woord “wit” voorlopig even niet meer horen.

 

Als de dag goed en wel om is, kom ik ook eens naar buiten. De hele buurt is lekker aan het genieten van het warme weer dat er eindelijk is. Ik kom de kinderen halen omdat het bijna etenstijd is. Binnen warm ik de kippensoep van X weken geleden op en doe de bakbroodjes (met kaas en ui) in de oven. En er zijn kaasstengeltjes om in de soep te dippen! Ik geniet van dit eenvoudige maal.

 

Als het hele gezin al weer in het nest gekropen is (behalve ik) kijk ik naar de gemiste uitzending van College Tour met Nigella Lawson. Wat een heerlijk mens. Ze zegt op gegeven moment: “When I have to plan, I get very jumpy and do the first thing that comes to mind”, en ik denk: “zie je wel, je kunt best succesvol worden als je een hekel hebt aan plannen”. Maar even later besef ik me hoe dom die gedachte was. Ik verwarde geluk met succes. Aan het eind geeft Nigella de studenten het volgende advies: “always be honest with yourself and don’t be too frightened of fear”. Ik neem dat op mijn middelbare leeftijd ook maar ter harte.

 

Welterusten. O, en kan iemand me het recept van Nigella’s “olive oil chocolate cake” sturen. Die moet ik eens maken voor mijn schoonmoeder.

 

Bloempotmomenten

Nu is mijn tienertje (de enige op dit moment) nog meegaand genoeg dat je hem met een tondeuse te lijf kunt gaan om zijn koppie te fatsoeneren. Ik kon het gisteren niet meer aan zien. Hij is niet behept met zijn vader’s fiere, krullende manen, dus het hing hem voor zijn ogen en over zijn oren. Hierdoor wekte hij de indruk dat hij sterk verminderd zicht en gehoor had. Maar dat kon ook wel eens van Oost-Indische natuur zijn natuurlijk.

Dus ik riep hem maar eens bij me. De tondeuse en de bloempot stonden al klaar op de keukentafel. Gedwee kwam mijn vent eraan gesloft en liet zich installeren op zijn triptrap. Keepje om. Bloempot op zijn kop en scheren maar. Ach nou ja, dat van die bloempot is natuurlijk kolder, want dat is helemaal niet nodig met de tondeuse en opzetstukje 12mm.

Als mijn ventje kon spinnen, dan had ‘ie het gedaan. Hij zat heerlijk te genieten van het gefrummel aan zijn hoofd. Heerlijk toch? Ik vond het zelf ook best lekker. De plukken haar dwarrelden om ons heen en het joch begon er steeds knapper uit te zien. Tot hij weer zo’n lekker zacht kriebelnekkie had waar ik nou niet meer af kan blijven. Vindt ‘ie heel erg hoor dat papa hem steeds over zijn stoere bolletje wil kroelen, de knuffeldoos.

Ja, die bloempotmomenten hou ik erin!

Nep-Limburgs

Het Sinterklaas-journaal haalde vandaag het nieuws doordat er in een scene die zich in Roermond afspeelde “nep-limburgs” werd gesproken. Dat kon natuurlijk niet. De arme Limburgers zouden zich “te kakken” gezet voelen. Och gut. Laat me alsjeblieft niet lachen zeg. Dit gaat toch helemaal nergens over? Dialecten nabootsen is ontzettend alledaags. Ik heb Amsterdammers nog nooit horen klagen over nep-Amsterdams. Ik heb Hagenezen nog nooit horen zeuren over nep-Haags, Ik heb Groningers (en plattelanders uit het Noord’n) nog nooit horen mopperen over nep-Grunnings en andere nep-platte-taal. Cabaretiers doen het veelvuldig en vaak direct bedoeld als een te-kakken-zetting en dan lachen we ons allemaal dood. Maar wordt er in een onschuldig kinderprogramma (wat het Sinterklaasjournaal is) een heel onschuldige poging gedaan om een scene een beetje Limburgs te laten klinken, dan worden Limburgers boos. Kom op zeg.

Dialecten zijn prachtig. Niks mis mee. En als je je te kakken gezet voelt omdat een ander jouw dialect nadoet, dan komt dat voort uit je eigen weggestopte gene voor je dialect. Wees gewoon trots op je dialect en lach fier met de naäpers mee. 

De K-schaaf

Toen ik – lang geleden – introk bij mijn (toen nog) vriendin, maakte ik kennis met de killer-kaasschaaf. Een geslepen ding dat al menige duim had gescalpeerd. Die van mij niet. Ik leerde al snel om het loeder met respect te behandelen, vooral bij de belegenere kazen. Ik zorgde er dus altijd voor dat bij het uitschieten bij het schaven mijn duim- en ook andere vingertoppen niet konden worden geraakt.

De killerkaasschaaf hebben we nog steeds en nog altijd is het ding gemeen scherp. Maar onlangs meende mijn vrouw dat het tijd was voor een nieuwe. Ik was eigenlijk nog heel tevreden met de oude, dus ik gebruik die nieuwe dan maar als de oude in de vaatwasser zit. Het nieuwe geval blijkt een regelrechte K-schaaf. Er valt gewoonweg niet fatsoenlijk mee te schaven. Het lukt me niet om er mooie regelmatige plakjes mee te schaven. Het schraapt meer dan dat het schaaft. Het is een regelrechte kaasverkrachter en heeft het vooral gemunt op zachte, jonge kaas.

De kaasschaaf is overigens uitgevonden in Noorwegen. Tijdens onze vakantie trokken wij door dit prachtige land. En de bewuste K-schaaf was mee. Mijn vrouw had het heel praktisch in het ontbijt- en lunchkratje gestopt. Bij de eerste schaafgelegenheid pakte ik het uit het krat. Toen ontdekte ik pas dat het de K-schaaf was. Ik zweer je dat het er zeer zelfingenomen uitzag. En toen ik het over een zacht Noors stukje kaas trok, waren verfrommelde frotjes kaas mijn deel. “Ach, jij kan ook niet met dat ding overweg!”, sneerde vrouwlief. De K-schaaf keek me zo mogelijk nog zelfingenomener aan. Er stak nog een flapje kaas uit de snede waardoor het ook nog leek alsof het een tong naar me uitstak: “lekker puh!”.

Je begrijpt het, ik koester een zekere wrok jegens de K-schaaf. Temeer omdat het zich in de handjes van mijn vrouw voorbeeldig gedraagt. Op een dag moest ik even wat bekers omspoelen. Die lagen in het (opvouwbare) afwasteiltje. In het campingkeukentje kwam ik er achter dat ik bloeide. Er drupte namelijk bloed in de gootsteen. Mijn bloed. Afkomstig uit een jaap aan mijn middelvinger. En ik kon me niet herinneren dat ik iets had gevoeld. Dus ik ben langs iets vlijmscherps gekomen met mijn vinger.

Terug bij de tent liep ik mijn recente handelingen eens na. Te beginnen bij de afwasteil. Daarin lag de K-schaaf onschuldig maar o zo verdacht voor zich uit te kijken. Het valse kreng moet me hebben gepakt toen ik de bekers uit de teil haalde. Sindsdien weet ik het zeker, de haat is wederzijds. Weer thuis heb ik die goeie ouwe killer-kaasschaaf teder ter hand genomen en liefdevol – met de keukenla open zodat de K-schaaf het kon zien – een perfect plakje heerlijke jong-belegen kaas geschaafd en in volste vertrouwen zo met mijn mond van mijn geliefde killertje gehapt. En toen nog eens. En nog eens! Hah!

Van steeds minder harte

Zou mijn telefoon dat nou ook hebben, dat ‘ie steeds minder zin in de dingen krijgt naarmate de batterij leger raakt? En als de benzine-tank bijna leeg is, zou de auto dan ook minder gedreven zijn? Zou een klok de wijzers met steeds meer tegenzin draaien naarmate de spanning uit de veer raakt of naarmate de gewichten steeds verder onderin de kast hangen?

Dooie apparaten voelen er natuurlijk niks bij. Opeens is de energie op en komen ze tot stilstand. Het leven is er dan ook meteen helemaal uit. En als je er weer energie in stopt, komen ze weer tot leven. Zonder energie geen leven. Zonder leven geen energie. Dat geldt althans voor mensen. Als je leven rot is, is je energie ook rot. Gelukkige mensen hebben meer energie dan depressieve mensen. Hoe meer energie een mens heeft en over heeft, van hoe meer harte de dingen kunnen worden gedaan.

En als je batterijtje te hard leegloopt omdat je energie verspilt aan het voorbij lopen van jezelf, gaan de dingen dus van steeds minder harte. Van volhartigheid, naar minderhartigheid. Bij halfhartigheid zou je eigenlijk al moeten gaan nadenken over het waarom daarvan, maar in de praktijk doe ik dat pas onder kwarthartigheid. Net als met de benzinetank van de auto. Als t’ie meer dan driekwart leeg is moet ik op zoek naar een tankstation. Als mijn telefoon driekwart leeg is als ik pas halverwege de dag ben ga ik op zoek naar een stopcontact. Alles draait om energie. Misschien moest ik maar eens wat minder bellen en autorijden.

Wie slim is hoeft niet sterk te zijn

Dat ‘ie slim is, dat wist ik natuurlijk al lang. Maar dat ‘ie “cool” is, dat is een nieuwe ontwikkeling. Hij en ik doen tegenwoordig elke vrijdagavond samen boodschappen. Dat is heel gezellig. En handig bovendien, want hij denkt aan dingen waar zijn vader nooit aan zou denken. Dus daarom hebben we morgen ook een bessensausje voor over de griesmeelpudding.

Bij de kassa helpt hij me om alle boodschappen op de band te leggen. Als alles erop ligt staart hij gefixeerd naar de kassa-display om te controleren wat het kassameisje langs het oogje bliept. De lettertjes en cijfertjes die op het display verschijnen worden via zijn ogen zijn wondere brein ingezogen. Daar wordt de informatie op honderden lopende banden door zijn fantastische verbeelding getransporteerd. Zijn oogjes staan op oneindig. Hij lijkt er helemaal in op te gaan. Ik weet intussen dat hem op zo’n moment niets ontgaat van wat er om hem heen gebeurt.

Als alle boodschappen zijn afgebliept, laat hij zijn hand op de lopende band van de kassa mee gaan. Totdat zijn arm maximaal is uitgetelescoopt zodat de band onder zijn hand doorglijdt. Ineens vraagt het kassameisje aan hem: “Ben jij sterk genoeg om de band te kunnen tegenhou…?”. Nog voor dat ze haar zin af heeft, houdt hij heel cool zijn vingertje voor het sensortje aan het einde van de kassaband. De band stopt meteen, en het kassameisje is totaal verbluft. “O, dat doe ik altijd zo”, zegt hij. “Hij hoeft niet sterk te zijn, want hij is heel slim”, zeg ik trots en ik aai zijn haren eens goed door de war. Ik voel mijn mondhoeken naar mijn oren trekken. Lopen er even later een licht grijzende vader met zijn slimme slungel met onuitwisbare grijnzen op hun smoelen de winkel uit.

Engelen der verloren voorwerpen

Je weet zeker dat je het ergens op zolder hebt zien liggen. Het zit beslist in één van de verhuisdozen. Toen je laatst zocht naar dat andere dingetje, kwam je het nog tegen. Maar waar precies? Meticuleus maak je alle dozen open en kamt ze zorgvuldig uit. Het ding dat je zoekt kom je natuurlijk niet tegen. Wél dat ene dingetje dat je laatst niet kon vinden, ook al weet je zeker dat je de doos waar je het nu in tegen komt zorgvuldig en systematisch hebt doorzocht.

Je weet ook dat je het uiteindelijk vindt, na veel te lang zoeken. Het ligt op het allerlaatste plekje waar je kijkt. In het volle zicht! Het helpt niet om dan in de omgekeerde volgorde te gaan zoeken, want de regel gaat altijd op. Altijd! Om gek van te worden. Hier zit de God der gezochte voorwerpen achter. Hij beschermt de dingen die niet gevonden willen worden, of zorgt er dan tenminste voor dat ze zo lang mogelijk onvindbaar blijven. Een heilige plaaggeest is het.

Nu kunnen wij zoekende stervelingen een beroep doen op de Engelen der verloren voorwerpen. Blijkbaar kunnen zij Hem in al Zijn allomtegenwoordigheid verzoeken de locatie van het verloren artikel te duiden als je het heel nederig verzoekt. Op miraculeuze wijze komt die locatie dan tot je, in een droom bijvoorbeeld. Ik parkeer die optie even bij de pogingen der wanhoop.

Het mooie is dat je je helemaal niet tot opperwezens hoeft te wenden. Als er namelijk iets is waar een gezocht voorwerp niet tegen kan is dat er niet naar wordt gezocht. Ga gewoon heel actief niet zoeken naar het verloren voorwerp. Wat uitstekend werkt is zoeken naar iets anders. Of ga gewoon lekker slapen. De kans is groot dat je ’s nachts ineens wakker wordt en denkt: “stom, het ligt gewoon in de garage, op die doos met al die kinderlaarsjes”. Niks wonderlijks aan.

Powered by ScribeFire.