De persoon die ik voor vandaag niet kende geeft me een klein plakje boom. Een boom die niet meer bestaat. Een boom die zuurstof voor ons maakte. Meer weet ik niet over die boom, maar ik weet dat het leefde. Geen idee ook wat voor boom het was. In mijn geestesoog zie ik een ranke stam met witte bast. Ik weet niet of berkenbomen geschikt zijn om visitekaartjes van te maken. Het boeit me ook niet. Misschien staat de stronk er nog wel. Misschien zit er nu een grote dikke berkenzwam welig op te tieren. Ook mooi.
Ik neem het plakje boom aan en stop het behoedzaam in een speciaal vakje in mijn tas. De kans is groot dat het daar nooit meer uit komt. Eigenlijk zou ik ze moeten weigeren, maar mijn fatsoen weerhoudt me daarvan.
Ooit strooide ik mijn visitekaartjes ook argeloos rond op meetings (“ontmoetingen” dekt de lading vreemd genoeg niet), maar nu heb ik al lange tijd bewust geen visitekaartje meer. Bij het ontvangen van andermans kaartje zeg in nog verontschuldigend: “ik heb geen kaartje voor je, want ik volg een paperless beleid”. Dat klinkt nogal zwak vind ik zelf. Eigenlijk zou ik het aangereikte kaartje hautain moeten weigeren en verontwaardigd zeggen dat ik niet doe aan zinloze boomverkwisting, maar dat heurt natuurlijk niet zo. Jan Kuitenbrouwer schreef in het boekje “Lijfstijl” ook al eens over de etiquette rond visitekaartjes.
In mijn jongere jaren (ik ben uiteraard nog steeds jong), verzamelde ik visitekaartjes. Ik koesterde ze als trofeeën. Ze gingen in een chique maar neplederen mapje. De visitekaartjes van hotemetoten koesterde ik het meest, want met hun visitekaartje in mijn bezit mocht ik me tot hun zakelijke kringen rekenen. Maar hotemetoten strooien jaarlijks vijfduizend kaartjes in het rond. Wees dus niet al te teleurgesteld als je na het draaien (heeft iemand al een app gemaakt waarmee dat draaien weer letterlijk wordt?) van het telefoonnummer op zo’n kaartje deze reactie krijgt: “Met wie zegt u? Nee, daar gaat geen belletje bij me rinkelen behalve die van mijn telefoon. Ha, ha, ha! Nou dag heur, fijne dag nog”.
Zelf doe ik dus niet aan visitekaartjes. Ik vind dat zonde van de boom. Eigenlijk wil ik ze ook niet meer ontvangen. Je ziet gelukkig steeds vaker dat de mensen die jou graag aan hun netwerk willen toevoegen, gebruik maken van LinkedIn. Dat is al veel beter. Dat doe ik zelf ook. Na afloop (of tijdens de meeting) zoek je de persoon even op LinkedIn op en een muisklikje verder is je uitnodiging om “te linken” verstuurd.
Het mooie is dat je die LinkedIn-uitnodigingen ook schaamteloos kunt negeren. Doe ik regelmatig. Het is mijn netwerk, dus ben ik selectief. Een aangereikt visitekaartje negeren is natuurlijk not done. Het is te confronterend voor de gever. Eigenlijk zou ik voortaan de kaartjes van personen die ik ook zou negeren op LinkedIn, in een ongefrankeerde envelop naar het adres dat op het kaartje staat moeten sturen. Maar dat is weer zonde van de boom waar de envelop van is gemaakt.