corona

Coronafoob

Omdat er een gat in mijn agenda zat deze ochtend besloot ik om “even” mijn kerstinkopen te gaan doen. Eerder die ochtend hoorde ik al op de radio dat het druk is in de supermarkten omdat verder alles dicht is. De tip was om zo vroeg mogelijk op de dag je inkopen te doen. Misschien zouden de supermarkten zelfs een uur vroeger open gaan. Het gat in mijn agenda zat op half tien ’s ochtends en was dus niet vroeg genoeg. Het was dus toch druk. En vol met kerstinkopers, zoals ik. Met hun vol geladen karretjes blokkeerden die mijn gangen.

Ik ergerde me eraan dat iedereen in de egostand leek te staan. In die stand houdt iemand geen rekening met anderen. In die stand sta je met je kar vol drank en vreten midden in een gangpad uitgebreid de etiketten van artikelen te bestuderen. In die stand lap je de anderhalve meter aan je laars, mompel je “pardon, mag ik even bij…” en gaat dan zonder op antwoord te wachten pal voor me langs om voor mijn neus het laatste pak bloem weg te grissen.

Niet iedereen gedraagt zich zo hoor, maar toch wel opmerkelijk veel. En ik ben ook wel iemand die zich snel verbaast over onachtzaam gedrag. Zelf ben ik me sterk bewust van mijn in de wegwezen. Ik wil niemand tot last zijn. Ik zorg dat ik niet in de weg sta. Dus ik parkeer eerst mijn karretje op een plek waar dat kan. Dus niet midden in een smal gangpad. En ik ben beleefd en wacht op goedkeuring voordat ik iemands anderhalve meter veiligheid infiltreer met mijn potentiële besmettingsgevaar. Dit projecteer ik natuurlijk op mijn medewinkelgangers.

Corona heeft mij tot nog toe niet weten te bereiken. In ieder geval niet voor zover ik weet. Ik heb gedurende de gehele pandemie niet de minste symptomen gehad. Al mijn sneltesten zijn ook steeds negatief. Ik houd mij dan ook behoorlijk braaf aan de richtlijnen. In winkels hou ik afstand en spring ik volleerd uit ieders anderhalvemeterzone mocht ik mij daar per abuis in begeven. Mijn onachtzame mede-boodschappers zijn immers potentiële besmettingsgevaren die mijn persoonlijke vrijheid danig kunnen beperken. Ik ben verworden tot coronafoob. Volgend jaar allemaal op dat woord stemmen.

Vertraging?

Het woord vertraging heeft deze week een nieuwe betekenis gekregen. Het is ineens een synoniem geworden van “achterstand”. Onze overheid trekt 8.5 miljard euro uit om het wegwerken van de corona-achterstand in het onderwijs te financieren. Een schooldirecteur die daarover werd geïnterviewd wilde liever niet spreken van een achterstand, maar liever van een vertraging. Dit verbaast mij zeer. Een vertraging is niet hetzelfde als een achterstand, maar veroorzaakt die. Als Max Verstappen om wat voor reden ook vertraagt loopt hij een achterstand op. Dan moet er simpelweg dus harder worden gereden.

Onderwijs mag je natuurlijk niet vergelijken met de Formule 1. Als gevolg van corona is het onderwijs vertraagd. Het ging allemaal moeizamer. Snap ik. Daardoor hebben leerlingen achterstanden opgelopen. Die achterstand verschilt per school, per wijk, per leerling. Er is niet één universele achterstand die met één landelijke maatregel kan worden ingehaald. De achterstand “vertraging” noemen is de aandacht afleiden van de achterstand. Het leidt tot de verleidelijke gedachte dat we dan maar even gas moeten geven de komende tijd. Het is de aandacht afleiden van het feit dat er heel veel individuele achterstallige aandacht per leerling is ontstaan. Daar moet dus die 8.5 miljard aan worden uitgegeven. Haal het in hemelsnaam niet in je hoofd om het uit te geven aan dure cursussen voor leerkrachten waarin ze leren hoe ze extra gas moeten geven.

Reikhalzen

Bij reikhalzen denk ik aan verlangen naar iets dat nog buiten je bereik hangt. Je ziet het, maar je kunt er nog net niet bij. Ik vind het woord “reikhalzen” ontzettend goed passen bij de periode die we momenteel met z’n allen doormaken. Eigenlijk lijken we allemaal vooral reikhalzend uit te zien naar ons oude, vertrouwde normaal. Dat oude normaal dat we zo voor lief namen, hangt nu verlokkelijk boven ons te bungelen.

We moeten ons trouwens ook maar afvragen of er wel sprake kan zijn van één universeel normaal. Ik geloof dat niet. Dat “nieuwe normaal” is ook gewoon maar een eenvoudig te onthouden labeltje dat is geplakt op een set richtlijnen die we nu zouden moeten volgen. Als je het omdraait doe je dus niet normaal als je die richtlijnen niet volgt. En om dat kracht bij te zetten worden we door herhaaldelijke blootstelling aan besmettingscijfers met de neus op de feitelijke gevolgen van abnormaal gedrag gedrukt.

Het “oude normaal” is daarmee verworden tot een labeltje dat is geplakt op een losbandig leven waarin we maar wat als beesten dicht op elkaar leefden en er op los knuffelden terwijl we vrijwel nooit onze handen wasten en daar, als je je netjes gedroeg, constant in hoestten en niesden. Man, wat zie reikhalzend uit naar dat heerlijke oude zwijnenleven.

Roller Coaster? Nee.

Om mijn beleving van 2020 even samen te vatten in een paar steekwoorden:
– Scheiding (formeel)
Nieuw normaal
Anderhalvemeterdaten
– Verhuizen
– Exit Trump, toch?? Toch???
– NL op slot
Abraham komt langs
– O ja, Brexit…
– Bohemian Rhapsody niet op 1
“Roller Coaster” dekt voor mij de lading van dit jaar dus echt niet. Bijlange niet. Ja, misschien met een stuk of honderd duizelende loopings. Klaar met 2020! Ik ben gaar. Nou ja, mals. Want na dit waanzinnige jaar kan ik alles hebben. Kom maar op!

Samenleving

Platgeslagen wordt alles eenvoudiger. Als ik iets wil begrijpen, dan sla ik het goed plat. Platgeslagen is een samenleving precies wat het woord zegt. Leven dat je samen doet. Leven is iets waar we allemaal recht op hebben. In onze samenleving is dat recht voor iedereen even groot. Ik vind dat heel wezenlijk. Daarom begrijp ik niet waarom anderen op dit moment tóch hun eigen recht op leven boven dat van anderen denken te mogen stellen.

Op nogal argeloze wijze wordt maar even besloten dat ze “niet meer meedoen” met die “belachelijke maatregelen” van die malle overheid van ons. Nogal argeloos wordt door die mensen voorbij gegaan aan het recht op leven van andere mensen. Het is ze letterlijk een rotzorg of die mensen in de intensive care belanden. En het is ze een rotzorg dat daarmee ons zorgstelsel, dat er voor ons allemaal is, enorm onder druk komt te staan. Dat is hoe ik dit zie. Ik vind het echt onbegrijpelijk, hoe plat ik dit ook sla. En wordt er nou echt zoveel van ons gevraagd?

Ja, ik vind de sociale isolatie ook niet fijn. Ook ik mis het oude normaal. Ook ik verlang naar innige omhelzingen met mijn lieve medemensen. Maar in vergelijking met de lijdensweg van hen die vreselijk ziek worden na besmetting met het Coronavirus, en letterlijk voor hun leven moeten vechten, vind ik het een zeer draaglijke last. Als ik op die manier meevecht voor het leven van anderen, is het me dat meer dan waard. Niet meedoen is eigenlijk niet eens een optie. Dan zou je moeten emigreren denk ik. Naar een samenleving waarin samen leven niet zo hoog in het vaandel staat. Ik zeg het nog maar een keer: samenleving. Met de nadruk op samenleving.

1.5 m versus banaan in je oor

In de auto voer ik soms de mooiste gesprekken met mijn kinderen. Van de week hadden we het weer eens over de anti-corona-maatregelen. We wonen in het Noorden van het land, en in onze directe omgeving kennen wij niemand die corona heeft of heeft gehad. Het is net alsof het allemaal niet echt is, vonden de kinderen. Daarop volgt dan natuurlijk de hamvraag: zijn de maatregelen dan wel nodig?

Op dat moment moest ik plotseling denken aan dat oude mopje over olifanten met rode sokjes. Waarom dragen olifanten altijd rode sokjes? Antwoord: dan vallen ze niet op tussen de aardbeien. “He? Wat een onzin!”, is dan de reactie, “ik heb nog nooit een olifant tussen de aardbeien gezien”. Dat komt omdat die rode sokjes dus heel goed werken!

Mijn kinderen begrepen het meteen, want ze kwamen natuurlijk met een nog beter voorbeeld: als je een banaan in je oor stopt, krijg je geen last van krokodillen. En als er dan toch een krokodil op duikt, dan is het tijd voor een nieuwe banaan.

Meerzaam

Het is leeg in mij. Ik mis iedereen die ik nooit eerder miste. Eenzaamheid past niet bij me. Het staat me eenvoudig niet. Diep van binnen houdt niemand toch echt van eenzaamheid? Mensen houden van mensen. Ja, soms heeft een mens ruimte nodig. Soms heeft een mens even meer dan genoeg aan zichzelf als enig gezelschap.

Het alleen zijn kan je eigenlijk des te meer waarderen na teveel leven om je heen. Veel leven maakt honger naar stilte, maar het omgekeerde geldt ook. Zeker als dat leven op afstand blijven moet. Het leven lonkt en plaagt. Leven zonder mensen is een (te) stil leven.

Wat een bizarre situatie dat we sociale afstand moeten bewaren, omwille van onze nationale gezondheid. Maar mentaal takelt ons land af. Misschien stonden we er met z’n allen verstandelijk sowieso al niet bijster goed voor trouwens. Makke lammeren zijn we. We lijken wel betoverd. Bang voor vervloeking.

Nou, ik mag vervloekt worden als ik nog lang op sociale afstand moet leven van mijn lieve medemens. Ik kan niet wachten tot ik me weer zo meerzaam voel dat ik weer kan verlangen naar een momentje alleen.

Anderhalf

Het woord van dit jaar wordt anderhalvemetermaatschappij óf anderhalvemetereconomie. Hoewel ik principieel tegen gokspelen ben, zou ik mijn geld zetten op de tweede. Als woord vind ik “anderhalf” trouwens heel mooi. Het is een robuust woord dat al eeuwen in onze taal (en andere germaanse talen) wordt gebruikt. Het duidt op de tweede tel en daarvan alleen de eerste helft, snap je? Dus we tellen eenvoudig de meters tussen elkaar, maar bij de tweede houden we halverwege op. Op die manier krijgen we corona onder onze maatschappelijke duim. Easy.

Ik zie die anderhalvemetermaatschappij nog niet helemaal voor me eigenlijk, maar wil mijn best er voor doen. Ik probeerde me mijn dagelijkse werk op kantoor in het nieuwe normaal voor te stellen, en er verschijnen meteen diverse beren op mijn weg (ha ha, ik hoef niet eens op berenjacht).

In de koffiehoek duikt een kleine beer op: de koffiemachines staan te dicht op elkaar, maar dat kan natuurlijk worden opgelost.

En op gegeven moment moeten we allemaal een keer naar de wc. Weer een beer. In de toiletruimte wordt de anderhalve meter natuurlijk problematisch. De urinoirs zitten bijvoorbeeld al te dicht op elkaar.

En bij de liften staat een beer met één opgestoken vinger. Het aantal mensen dat nu tegelijk in een lift mag. Het wordt druk in het trappenhuis dan, dus daar staat nog een beer met gefronste wenkbrauwen naar de trapleuningen te kijken. De trapleuningen moeten tijdelijk maar worden verwijderd dan. Of toch maar pompjes met desinfectiemiddel bij de deuren van het trappenhuis.

In de kantine duiken meerdere beren op. Ze gniffelen genoeglijk. Ik denk dat ze voorpret hebben over de stoelendans die wij zullen moeten doen. Het aantal stoelen is natuurlijk beperkt tot de hoeveelheid mensen die maximaal in de kantine passen met inbegrip van die dekselse anderhalve meter. Maar de pret begint al bij de rij voor de gedesinfecteerde dienbladen. De hoeveelheid dienbladen is natuurlijk gelijk aan het aantal resterende stoelen. Er staat zich ook een beer te verkneukelen bij de kassa’s. Contactloos betalen deden we al lang, maar wij tikken zelf onze soep, kroket en saladebuffetje af op het aanraakschermpje. De vingerafdrukken van de vorige collega zie je nog duidelijk zitten (vooral bij “kroket”), dus vandaar de beer hier.

Nu heb ik natuurlijk al een paar weken kunnen oefenen met anderhalvemeterwinkelen. Dat gaat gepaard met komische, paniekerige manoeuvres en gekke schijnbewegingen. Ik liep laatst in de buurtsuper de koekjesgang uit en wilde rechtsaf, maar daar kwam net een mevrouw vandaan. Als opgeschrikt wild maakten we beiden een sprongetje en keken panisch om ons heen op zoek naar uitwijkruimte. De mevrouw van rechts dook pardoes door de rubberen flappen van het magazijn . Linksaf was voor mij vrij, dus ik schoot snel naar links. Vier meter verderop dook weer iemand op, maar ik kon gelukkig meteen doordraaien de conservengang in. Daar liep gelukkig niemand. Gelukkig had ik bij nader inzien toch een extra pot appelmoes nodig. Je ziet het, ik word hier al aardig bedreven in.

Knuffelnood

Anderhalve meter. Geen stap dichterbij. Er geldt een algeheel knuffelverbod. Gelukkig geldt dat niet voor mijn kinderen. Maar wel voor ieder ander die me lief is. Mijn ouders, mijn zusjes, vrienden. Niet dat ik met Jan en alleman te pas en te onpas knuffel, maar nu het niet meer mag is het gemis toch best schrijnend. De knuffelnood is voelbaar. Je zou nu toch verliefd worden zeg. Nieuwe liefde maakt praktisch geen schijn van kans in het “nieuwe normaal”. Maar de ware romanticus geeft de hoop natuurlijk niet op.

Misschienmoeheid

Buiten, in de natuur, speelt onze crisis totaal geen rol. Of misschien toch. De natuur kan veel ongestoorder z’n gang gaan nu de mensen binnen blijven. De natuur is bij mij om de hoek, dus ik breng het dan af en toe maar een bezoekje. Die natuur heeft geen weet van onze coronacrisis, en dat zou ik zelf ook best willen.

Eigenlijk wil ik over covid-19 alleen weten wat er toe doet. Ik wil alle misschiens en waarschijnlijkheden dus liever niet horen. Dat we misschien toch niet imuun kunnen worden, of waarschijnlijk toch wel als je symptomen niet te licht waren, heb ik niets aan. Dat het virus zich zo snel kan muteren dat we misschien wel nooit imuun kunnen worden, wil ik al helemaal niet horen. Ik leid aan misschienmoeheid. Doe maar mij maar zekerheden. Dat wil natuurlijk iedereen.

Nou wil ik natuurlijk ook niet per se horen dat op (bijvoorbeeld) 18 september 2031 rond theetijd covid-31 (het tot killervirus doorgemuteerde covid-19) zal uitbreken en dat deze waarschijnlijk een sterfte-ratio van 20% zal hebben. Laat doemscenario’s ook maar weg uit het nieuws. Doe mij dan maar vooral opbeurende zekerheden dan. Zo van: Het is aangetoond dat onbaatzuchtigheid je imuunsysteem tot 80% effectiever maakt in de bestrijding van net gelijk welk virus. Lang leve de naïviteit natuurlijk, maar ik ben nou eenmaal een onverbeterlijke optimist.