In mijn woud drijft
diepe stilte als nevel
boven een zwarte poel
waarvan ik mijmerend
af en toe nippend
proef
Dan wordt de heilige stilte
van mijn bittere oase
opeens bruut doorkliefd
door ritselend gewroet
en even later
genoeglijk gesmak!
gedicht
Waarnaar eigenlijk?
Ergens halverwege de nacht brak
mijn toch al fragiele slaap.
De ochtend kon toch onmogelijk
al gloren?
Niettemin kraaide in een verte
al een haan.
Waarnaar eigenlijk?
Mijn type
Spreekt bij voorkeur Vlaams, en Spaans na zonsondergang
Fonkelt met ogen, verscholen achter speelse lokken
Beweegt me als de wind het wuivende gras
Verwarmt me als de stralen van de lentezon
Voelt me aan, heeft aan zes woorden genoeg
Ontnuchtert me feilloos met haar eigen wijsheden
Loopt op mooie, blote voeten door het bedauwde gras
Schittert verblindend door ontelbare, mooie facetten
Is echt iemand in het bijzonder, namelijk zichzelf
De jongen plukt
De zon is bleek
De wind jankt
De man trotseert
De jongen is bang
De hemel breekt
De weg verzakt
De wil verhardt
De pijn vervlakt
De dag is grijs
De nacht is stil
Het vuur smeult
Het hart verkilt
De morgen troost
De dag rijpt
De jongen plukt
De man begrijpt
Eerbetoon
Dit is het beste, meest geweldige gedicht ooit…
Op een dag, lang, lang geleden, stond ik alleen
te liften langs een onmetelijk lange, verlaten weg
en zomaar ineens, schitterde daar een duivels wezen,
midden op de weg…en het sprak deze epische woorden:
Draag nu het beste gedicht ter wereld voor, of je ziel…is mijn!
Dus ik haalde mijn schouders op en zei:
okee
En dit is wat toen spontaan in me op kwam
Het was de bestemming van mijn lot
Dat ik het beste gedicht ter wereld voordroeg:
Kijk maar in mijn ogen, het is duidelijk te zien
Eén en één is twee, en twee maal vijf is tien
Was dit voorbestemd misschien?
Een kans van één op honderduizend zo klein
als in de stralende zon en in heldere maneschijn
de grassprieten aan het groeien zijn
Natuurlijk was de duivel met stomheid geslagen
Swiep-klap deed zijn wapperstaart,
en het monster was er klaar mee.
Het vroeg me knorrend: Zijt gij een Engel?
En ik zei: Nee, ik ben slechts ’n mens.
Hah!
En dit is niet het beste gedicht ter wereld
Dit is slechts een betoon van eer.
Ik kon me het beste gedicht niet meer herinneren, o nee
Dit is een eerbetoon, ja, aan het beste gedicht ter wereld
Okee! Het was het meest geweldige gedicht ter wereld ja!
Okee! Het was het beste fokking gedicht, het meest geweldige gedicht ter wereld.
En weet je wat het gekke is vrienden?
Dat gedicht dat ik opdroeg op die onheilspellende avond
Klonk in de verste verte niet zoals deze
Dit is echt maar een eerbetoon, geloof me!
En ik wou dat je getuige was, dan waren we het eens
O shit, o goeie God, God Allemachtig
Je zou echt versteld hebben gestaan
Hoe te wezen
wees maar, toe maar
je kan het
wéés maar gewoon,
dan ben je al
heeeel goed
Ontmoet
we zouden ‘ns minder moeten zeuren,
minder zeiken en zaniken
we zouden beter moeten weten,
beter vertrouwen op ons verstand
we zouden ‘ns meer moeten geloven,
meer geloven in elkaar
we zouden ‘ns vaker moeten lachen
vaker onbedaard schateren
we zouden ‘ns vaker moeten leven
niet morgen, maar vaker leven in het nu
we zouden ‘ns meer moeten laten
meer laten los gaan, laat maar gaan
ja, we zouden ‘ns minder moeten móeten
ontsnap aan de waan van de dag, ontspan en ontmoet!
Rust zacht man
Een erudiete, grijze man
Stierf eenzaam in zijn slaap
Een gekwelde man
Een oude geliefde
Een gespleten persoon
Een liefhebbende vader
Een geduldige opa
Een alcoholist
Een schoolmeester
Een man van de natuur
Een ongeroemde guru
Moeten we nu missen
Rust zacht man
Het kaartenhuis
Ons kaartenhuis schudt op haar grondvesten
terwijl de koude wind erom heen giert,
trekkend aan de zwakste kaartjes.
Ze beven en steunen, klagen en kreunen.
Het kaartenhuis staat bijna op instorten.
Maar ach, als het onvermijdelijke dan gebeurt,
vegen we de kaarten allemaal bijelkaar,
wrijven ze weer warm tot ze blozen.
Dan bouwen we het kaartenhuis weer liefdevol op,
geroutineerd, kaartje voor kaartje,
zodat het de maatschappij weer even kan dragen.
tussen nu en dan
morgen is onvast
maar ik ben verankerd
in het moment
overgeleverd
en hangend
aan anderen
zwevend
in de leemte
tussen nu en dan