ja

Tsjakka

“Tussen nee en ja zitten natuurlijk heel veel tinten grijs”, zei ik gisteren op een bijeenkomst in de Spelderholt. De bijeenkomst voelde een beetje als een reünie. Allemaal collega’s die elkaar sinds maart vorig jaar voornamelijk online ontmoetten. Het voelde vreemd en toch ook heel normaal om ze weer zo dicht om me heen te hebben. Er werd als vanouds gepraat en gegrapt. Zeer prettig gezelschap om in te verkeren. De groep bestond uit zo’n dertig personen van 3 verschillende teams. Ik ken ze allemaal bij naam, dus ik heb regelmatig met ze van doen. Hun naam zou anders niet blijven hangen.

Er werden natuurlijk plannen besproken. En budgetten, formaties en strategieën. The usual stuff maar oké. En ik kon natuurlijk niet nalaten om hier en daar even de aandacht op me te vestigen. Vind ik gewoon lekker, en dat weten mijn collega’s beslist ook. Ik denk niet dat ik het te bont maak. Mijn leidinggevende stond voor de groep om ons mee te nemen in de strategie. Er kan veel, we willen veel, maar niet alles moet. Dingen die kunnen, maar niet nodig zijn krijgen lagere prioriteit. We moeten meer “nee” zeggen dus. En toen begon ik dus over die grijstinten tussen nee en ja.

In de ietwat ongemakkelijke stilte die toen viel legde ik uit wat ik bedoelde. Iets met nuancering en praten in termen van mogelijkheden. Bla bla bla. Iedereen snapte natuurlijk ook heus wel dat het in de praktijk niet zo zwart-wit zal zijn. Die boodschap over moeten, willen en kunnen is vooral een “tsjakka” voor ons zelf. Een stuk ruggengraat. We geven de ander een duidelijk inzicht in de voors en tegens van de uitgesproken wens. En dan kan die ander zelf op zijn vingers natellen hoe groot de kans is dat het snel in vervulling zal gaan. Tsjakka!

Verwacht niets

Nee heb je, ja kun je krijgen. Een wijsheid van mijn moeder. Als ik iets wilde maar niet durfde te vragen, dan was dat haar advies. Het is een waarheid als een koe natuurlijk. Zelf zeg ik nu heel vaak tegen mijn kinderen dat brutalen de halve wereld hebben. Soms mag je, nee, móet je brutaal zijn, zeg ik tegen ze. Het betekent ongeveer hetzelfde als mijn moeder’s wijsheid, maar ik voeg er assertiviteit aan toe. Als je iets wil, moet je er brutaalweg om vragen. Wat een gedoe. Toch pas ik dat altijd behoorlijk vrijpostig toe als ik een rib uit mijn lijf ga trekken voor een auto, of een keuken, et cetera: kan er wat van de prijs af? Het is verbazingwekkend hoe zelden ik daarop een nee als antwoord krijg.

De kern van mijn moeder’s oude wijsheid zit ‘m in de verwachting van de afwijzing. Een mens gedijt slecht op afwijzing. Voor mij geldt dat sowieso. De vraag niet stellen voorkomt op zich wel afwijzing, maar de begeerde bevestiging wordt niet ontvangen. Kortom: ga die vraag vol goeie moed en brutaliteit stellen, met de verwachting van de nee? Nee. Ik denk dat je geen ja én geen nee moet verwachten, maar helemaal niets. Verwacht je namelijk een “ja”, dan is er het risico van teleurstelling. Maar als je altijd uitgaat van de “nee”, dan loop je het risico van gelatenheid: het maakt toch niks uit wat ik doe. Ik denk dat dat laatste erger is dan af en toe een afwijzing verwerken.

En natuurlijk is de wereld niet zwart-wit. De mijne niet in ieder geval. Er zit een hele wereld tussen alles en niets. Soms helpt het om brutaal te zijn met hoge verwachtingen, en soms loont je sierlijke bescheidenheid. In het midden zit acceptatie van net gelijk welk antwoord. Verwacht niets, en accepteer alles. Natuurlijk is alles niet alles, en niets niet niets. Het gaat erom dat er een hele wereld tussen nee en ja zit, en dat je je open stelt voor het antwoord dat je krijgt en dan kiest wat je daarvan kunt accepteren. Wat een gedoe. Ach, voor mij is dit zo’n inzicht dat er altijd al was, maar waar je door schade en schande door het leven steeds weer aan herinnerd wordt. Afhankelijk van je koppigheid (en daarmee ben ik nogal gezegend), leer je dit ergens in je leven te accepteren.