Op die bewuste ochtend loopt Otto de Magiër vrolijk fluitend naar de vaste schijtplek van Knarf, zijn monsterachtige kater. Hij duwt de takken van de grote, oude spar achterin zijn tuin aan de kant en woelt voorzichtig met een schep de aarde eronder een beetje om. Na even zoeken vindt Otto wat hij zoekt: een kuiltje vol met allemaal kleine, harde kattenkeuteltjes. Grinnikend graaft Otto de keuteltjes op. Tot nog toe loopt zijn plan op rolletjes. “Nee, hahaha, op drolletjes”, roept Otto uit. En met een plastic boodschappentas vol keuteltjes, dezelfde waarin hij eerst de in Guatamala geplukte koffiebessen had verzameld, loopt Otto naar de keuken. Daar pelt hij geduldig, 1 voor 1 de keuteltjes. In iedere keutel zit een grijs uitgeslagen koffieboon. Hij spoelt de bonen grondig schoon legt ze te drogen op de vensterbank, in het zonlicht.
Na een week of wat zijn de koffiebonen droog genoeg, en klaar om te worden gebrand. Otto aanschouwt ze tevreden in het licht van de volle maan. Het maanlicht geeft de bonen een magische glans. Behoedzaam veegt Otto de bonen bij elkaar en stopt de meest potente koffiebonen die ooit hebben bestaan in een papieren zak. En met een knip van zijn vingers verdwijnt Otto, om even later te verschijnen bij zijn goede vriend Simon. Simon is koffiebrander, misschien heb je wel eens van hem gehoord.
Simon loopt door de branderij en voelt hoe zijn nekharen overeind gaan staan. Nagenoeg op hetzelfde moment hoort hij dit geluid: “fwwwwoep?!”. Simon kijkt rustig in de richting van het geluid en groet Otto met een opgestoken hand en een laag “heee”. Niet in het minst is Simon verbaasd dat Otto midden in de nacht op duikt. Otto steekt enthousiast van wal en laat hem de bonen zien. Simon steekt zijn neus in de zak en snuift de geur ervan op. Zijn ogen beginnen meteen te tranen en hij zegt: “jeeeesus, da’s goeie shit man. Is dat wat ik denk dat het is?”. Otto grinnikt en knikt enthousiast: “Ja, maar dan 100 keer beter”, en hij vertelt Simon het hele verhaal.
Nu is het Simon’s beurt voor een stukje magie. Hij geeft Otto voor de zekerheid een gasmasker en zet er zelf ook eentje op. Dan gaat hij aan de slag met de in Knarf’s maag gefermenteerde bonen. Hij brandt ze driedubbel. Het resultaat is bijna twee en een half ons donkerbruine bonen die een magische zilverachtige glans hebben. Deze koffiebonen zijn zo potent dat alleen al de geur ervan je gegarandeerd drie dagen wakker houdt. Bij het malen van de bonen komt het potente aroma vrij, wat tot gevolg heeft dat alle mensen die in een straal van een halve kilometer rond Simon’s branderij wonen plotseling klaarwakker zijn.
Simon schept de gemalen koffie in het espressofilter en klikt het filter onder de espressomachine. Dan laat hij de machine zijn werk doen. Het apparaat puft en bromt en kraakt en perst dan druppelsgewijs een dampende, gitzwarte vloeistof in twee kleine koffiekopjes. Na een minuutje komt het apparaat sissend tot stilstand en zijn de kopjes vol. De damp die van de koffie komt heeft een magische zilverkleurige glans.
Otto en Simon halen heel diep adem, nemen hun gasmasker af en houden hun adem in als ze de kopjes pakken. Ze moeten snel zijn, want het glazuur van de kopjes begint al te barsten. Zo snel als ze kunnen gieten ze de kleine kopjes leeg in hun mond. Even laten ze het in hun mond en slikken het dan door. Ze kijken elkaar dan plotseling met wijd opengesperde ogen aan, en beginnen over hun hele lijf te schudden. Uit alle poriën uit hun lijven parelt zweet. Zweet met een zilverachtige glans. Dan beginnen ze zich als bezetenen te krabben over hun borstkassen. Otto stoot een primair geluid uit en scheurt zijn hemd open, en ook Simon rukt zijn lab-jas, loeiend als Tarzan, open. Uit hun blote, kale basten schieten allemaal donkere haren, en binnen enkele seconden hebben de vrienden een borstkas waar Bokito jaloers op zou zijn.
Verbijsterd nemen de vrienden elkaar op. Dan verschijnt er een manische grijns op hun gezichten en terwijl Otto alvast enthousiast met zijn hoofd knikt vraagt Simon: “nog ’n Bokitootje Otto?”