liefde

Nu is nu

Bij het station, Daar hadden we afgesproken. Bij Thorbecke. Hij stond met zijn handen over elkaar. Ik bewust niet. Hoe ik dan wel moest gaan staat wist ik ook niet. Ik keek naar de mensen. Zoekend naar jou. Ik zou je vast wel herkennen. En daar kwam je ineens aan. Op je rode fiets. Je draagt een blauwe jas. Je zwaait vrolijk. Daar is ze, dacht ik. Daar is ze! Wat is ze leuk! Ik zwaai terug en loop op je af. Ik krijg een knuffel. Je ruikt lekker fris, naar buiten. Je stem klinkt warm. Je gaat gauw je fiets parkeren en loopt met je rode fiets aan de hand naar beneden. Ik wacht waar ik denk dat je weer naar boven komt.

Een grappige snuiter vraagt of ik wel zie op wie hij lijkt. “Max Verstappen!”, roept hij, voor ik antwoord kan geven, “Ik ben zijn neef!”. Verdomd, nu zie ik het, zeg ik. Dankbaar rent hij er vandoor richting het perron. Dan zie ik jou weer tevoorschijn komen. Helemaal aan de andere kant. We zwaaien voor de tweede keer naar elkaar. Samen lopen we naar een gezellige plek. Jij weet wel wat. Niet veel later zitten we aan een tafeltje in het Wijnhuis. Je kiest de thee waarvan ik zeg dat die heel erg lekker is. Je pink staat chique opzij als je je kopje vast houdt. Je handen zijn klein en sierlijk. We zijn ontspannen en praten honderduit. Over wie we zijn. Wat we doen. Wat ons beweegt. Onze handen raken elkaar. We bestellen iets te eten. Je bent vegetariër. Ik ook nagenoeg, zeg ik. Jij gaat naar het toilet, en ik betaal de rekening alvast. We lopen samen naar buiten. Je ruikt heerlijk. Ik wil nog helemaal niet naar huis.

Jij wil even naar een kastanjeboom omdat daar vast heel veel kastanjes liggen nu. Ik loop met je mee. Je had gelijk. Er liggen er heel veel. Glanzend en met dezelfde kleur als jouw haren. We rapen er een heleboel op en stoppen die in je rugzak. Het kriebelt in me. Ik zie je en je bent prachtig. Je vader raapte ook altijd overal kastanjes, vertel je. Hij stak ze in al zijn jaszakken. Hij is nog niet zo lang geleden overleden. Kastanjes doen je altijd aan hem denken. Ik markeer het moment, want ik voel dat dit “stukje nu” belangrijk is. En ik steek ook een kastanje in mijn jaszak.

Ik vraag of je zin hebt om nog wat te eten ergens. Dat wil je graag, dus we struinen de binnenstad af naar een lekker restaurantje. We hebben allebei wel zin in pizza. De eerste Italiaan die we tegen komen is misschien niet handig. Daar zit mijn zoon namelijk met zijn date, zeg je lachend. De tweede Italiaan heeft nog wel een plekje voor ons, beneden in de kelder. We eten pizza en drinken rode wijn. We praten nog meer. Dat gaat ons fantastisch af. Je lacht veel en stralend. Het gevoel raast door mijn lijf.

Ten slotte lopen we samen terug naar het station. We wandelen langs de gracht waarin de maan glinstert. Hand in hand. We staan even stil om te knuffelen. De tijd staat ook even stil dan. Bij het poortje naar het perron kus ik je tot hopelijk gauw. Dat hoop jij ook. In de trein zit daarna een man dromerig naar buiten te staren. Het is donker. Het raam spiegelt vooral de verlichte coupé. Maar misschien is dat rode lichtje daar in de verte wel jouw fiets.

Substantie

Hoe vast is mijn vorm eigenlijk? Hoe los of vast zou mijn vorm moeten zijn? Het zijn vragen die de laatste tijd vaak door mijn hoofd gaan. De achterliggende gedachte is dat ik graag trouw wil blijven aan mezelf, maar dat ik dit tegelijkertijd ook mijn geliefde toewens. We praten er ook vaak over met elkaar. We vinden allebei dat het belangrijk is om niet te vervormen voor de ander. We willen elkaar graag laten zoals we zijn, maar kan dat eigenlijk wel? Hoort een beetje van jezelf opofferen voor de ander ook niet gewoon bij een liefdesrelatie? Een beetje dus, niet alles. Het gaat toch om het vinden van een evenwicht en het respecteren van elkaars grenzen?

Ik denk dus dat je vorm wordt bepaald door je grenzen en de krachten die daarop worden uitgeoefend. En misschien is het woordje “vorm” ook wel teveel bepalend in de perceptie van de vastheid ervan. Bij “vorm” denk ik teveel aan een bepaalde mate van consistentie. Een vloeistof wordt flesvormig door de fles. Te vloeibaar zijn maakt dat je te snel de vorm aanneemt van datgene dat je inperkt. Terug naar de mate van consistentie van je “vorm”: die is niet homogeen. Ik ben gedeeltelijk als een vloeistof, en gedeeltelijk als de fles.

Liefde gaat dan eigenlijk over toelaten dat je in elkaar over gaat. Toelaten dat je een beetje vervormt. Je er bewust van zijn dat de ander ook een beetje jouw vorm zal gaan aannemen. En daartegen hoef je niet per se te verzetten. Dat is gewoon ook niet zwart-wit. Je biedt een bepaalde mate van weerstand tegen vervorming of je geeft een bepaalde mate van vertrouwen in de vorm van de ander zodat je je daaraan in een bepaalde mate kunt overgeven. Liefde gaat over balanceren tussen vorm geven en vorm aannemen. Tussen kracht en overgave. Tussen het zijn van de rots of het zijn van de branding. Je vorm is vast en los. Vorm deugt wat mij betreft dus niet als term. De vorm is ook niet de essentie. Er is een woord dat beter past: substantie.

Houvast

En plotseling was alle houvast zomaar weg. Een duizelingwekkend gevoel te vallen overmeesterde me. Een gevoel dat totaal onverwacht kwam. Overrompeld schudde ik op mijn grondvesten. Mijn lichaam liegt niet, daar vertrouw ik op. Mijn rationele verstand doet tevergeefse pogingen om mijn hart te beschermen. Maar het hart stuurt resoluut aan op de sprong in het diepe. Schat, houd me vast.

Levens

Een leven lang voelde ik me alleen. Alleen wilde ik dat niet toegeven. Ik hield mezelf voor dat ik nou eenmaal een einzelgänger ben, wat ook wel echt waar is. Maar ik was het wel. Alleen. Zelfs ik zelf liet mij links liggen. Nu weet ik dat ik ooit juist zélf begonnen ben met het in de steek laten van mezelf. Maar lange tijd hield ik een leugen in stand.

Het gekke is dat ik twee levens leek te leven. In het ene leven stond ik er midden in. In het andere aan de zijlijn, machteloos toe te kijken. Ik had een werkleven en een sleepleven. In mijn werkleven voel ik mij het meest mezelf. Het sleepleven voelde als een leugen en holde me uit. Maar misschien waren beide levens wel gefundeerd op zelfverloochening. Misschien diende het werkleven wel om het sleepleven te vergeten. In mijn werkleven beschikte ik wél over mezelf. In mijn sleepleven raakte ik mezelf meer een meer kwijt.

Vandaag heb ik één enkel leven. Een aantal jaren geleden heb ik mijn dubbelleven met enorme kracht van me afgeworpen. Nog immer de einzelgänger, maar wel een vrolijke. Ik laat mezelf nooit meer in de steek. Die belofte heb ik mezelf plechtig gemaakt. In mijn leven sleept niets meer. Nooit meer. Ik heb de wind in de rug. En het vrijgezellenbestaan dat ik met zoveel verve oppakte, lijkt tóch een korter leven beschoren te zijn. Ze wandelde zo mijn leven in. Weerloosheid maakt zich meester van me. O jee…

Mijn type

Spreekt bij voorkeur Vlaams, en Spaans na zonsondergang
Fonkelt met ogen, verscholen achter speelse lokken
Beweegt me als de wind het wuivende gras
Verwarmt me als de stralen van de lentezon
Voelt me aan, heeft aan zes woorden genoeg
Ontnuchtert me feilloos met haar eigen wijsheden
Loopt op mooie, blote voeten door het bedauwde gras
Schittert verblindend door ontelbare, mooie facetten
Is echt iemand in het bijzonder, namelijk zichzelf

Oordelen of accepteren

Niet oordelen is moeilijk, weet ik. Ik betrap me er nog vaak op. Misschien is het voor een mens gewoon ook wel onmogelijk om nooit te oordelen. Dit is hoe ik oordelen heb leren zien: je vormt een mening over hoe iemand is op basis van wat je op dat moment waarneemt. Iemand doet nu ongeduldig, dus je oordeelt dat die persoon altijd ongeduldig is. Iemand ziet er nu onverzorgd uit, dus je oordeelt dat die persoon zich altijd slecht verzorgt. Dus je verwart dan doen met zijn, of heden met altijd.

Misschien als je het gedrag bij de persoon heel vaak waarneemt en nauwgezet bijhoudt in logboekjes, zou je die persoon kunnen labelen met dat gedrag. Maar ook dan verwar je doen en zijn. Misschien kunnen we aan Google, Facebook en andere sociale platformen vragen of we hun logboekjes over ons doen en laten mogen inzien. Maar goed, het is veel werk om voor iedereen die je in je leven ontmoet bij te houden of het gedrag consistent genoeg is voor een definitief etiket.

Toch onthouden we onwillekeurig hoe mensen zich gedragen. Vertrouwen is volgens mij afhankelijk van dat geheugen. Het duurt even om iemands vertrouwen echt te winnen. Vertrouwen komt te voet. Je ziet consistent “betrouwbaar” (ook dat is een waardeoordeel waar oplichters dankbaar gebruik van maken) gedrag dat je gerust stelt. Dus deze persoon krijgt het etiket “betrouwbaar”. Dat doe je eigenlijk min of meer onbewust. Op een dag neem je bij die persoon “onbetrouwbaar” gedrag waar. Afhankelijk van je vertrouwen, krijgt de persoon nog enkele herkansingen. Maar na enkele foute gedragingen geeft het vertrouwen zijn paard de sporen en plak jij heel bewust het etiket “onbetrouwbaar” op die persoon. En kom maar weer eens van dat etiket af.

Vandaag betrapte ik mezelf op iets bijzonders in dit opzicht. Het lukt me merkwaardig goed om nagenoeg oordeelvrij te zijn over iemand waar ik al een tijdje heel nieuwsgierig naar ben. Ik zeg “nagenoeg” omdat ik merk dat ik het wel doe, maar dat ik die oordelen dan meteen ter zijde leggen kan met de gedachte: “dat ze dit nu laat blijken, betekent niet dat ze ook echt altijd zo is”. Blijkbaar kan ik wat ik nu waarneem gewoon allemaal accepteren, omdat ik me daar voor open heb gesteld. Dit staat natuurlijk wel haaks op hoe vertrouwen werkt, maar misschien betekent het dan ook dat ik haar dus onvoorwaardelijk en grenzeloos vertrouwen wil. Tja, wat zegt dit gedrag over mij? Oordeel maar.

Flitsdaten

Een aantal maanden terug, nog net voor de coronagekte uitbrak, begaf ik me op een avond in een klein café, ergens in het Noorden van het land. Ik was onvoorbereid. Dat had ik bewust gedaan zodat ik alleen nog maar mezelf kon zijn. De tijd van indruk maken ligt heel ver achter me, maar misschien had ik daar destijds, achteraf gezien, meer werk van moeten maken.

Ik was niet de eerste die binnen kwam. Er zaten her en der al enkele gasten. Bij de ingang zat een jonge dame achter een laptop. Bij haar meldde ik me aan. Ze legde me de opzet van de avond uit en gaf me mijn tafelnummer en matchkaart. Ik bestelde een koffie en ging alvast aan mijn nog lege tafeltje zitten. Langzaamaan druppelde het voller, en op gegeven moment zaten aan ieder van de genummerde tafeltjes één heer en één dame. Dat was het moment waarop de organisatiedame van haar stoel achter de laptop op stond en ons welkom heette bij deze flitsdate-avond.

Hoe was ik hier nou toch verzeild geraakt? Die gedachte ging op dat moment door me heen. Bij louter toeval viel deze avond exact op de dag dat de scheiding van mij en mijn ex, formeel door de rechter was afgehamerd. We waren al bijna 3 jaar uit elkaar. Dat vormde dus één van de aanleidingen. Maar mijn verzeiling bij deze flitsdate-avond is grotendeels de “schuld” van een vriend die een tafeltje verderop zat. Hij had me overgehaald.

De opzet van de avond was eenvoudig. Je krijgt 6 minuten om met elkaar te praten. Als de bel gaat, schuiven de heren door naar de volgende tafel. Halverwege was er tijd voor een versnapering en een drankje.

En zo sprak ik op één avond met een dozijn vrouwen. Sommigen waren leuk, sommigen niet. Ik schreef de namen van de dames keurig op mijn mijn matchkaart, en maakte heel sporadisch een aantekening. Ik kan niet luisteren en schrijven tegelijk, dus vandaar. De gesprekken verliepen eigenlijk best gezellig. De 6 minuten waren soms veel te kort en soms ook lang genoeg. Opvallend genoeg werden eerst heel concrete vragen aan me gesteld: ben je gescheiden, heb je kinderen, wat voor werk doe je? Vragen over wat ik in mijn vrije tijd doe, werden vaak pas in tweede instantie gesteld. Ik deed dat zelf precies andersom. Bij een goed gevoel zette ik op mijn matchkaart een kruisje bij “match”. In totaal vier keer.

Het flitsdaten voelde voor mij laagdrempelig, en je zit meteen oog in oog met de dames. En in 6 minuten kun je best een goed beeld vormen van elkaar. Aan het eind van de avond moesten de matchkaarten worden ingeleverd. De vriend en ik dronken elders nog even een biertje en wisselden de ervaringen uit. We hadden allebei een erg leuke avond gehad en voelden ons erg goed over ons zelf. Het was voor ons allebei een eerste stap in een nieuw begin. Heel mooi om dit samen te kunnen delen.

Nadien heb ik een aantal gezellige dates gehad, maar het daten werd natuurlijk nogal bemoeilijkt door de coronacrisis. Sowieso had ik geen flauw benul meer hoe je überhaupt moet daten. Internet biedt dan wel soelaas. Daar vind je veel tips, waarvan de balangrijkste misschien wel  zijn dat je gewoon jezelf moet zijn, en interesse moet tonen in de ander. Als dat laatste niet vanzelf gaat, is het waarschijnlijk geen goeie match.

Wanneer ben je eigenlijk weer klaar voor nieuwe liefde? Dat is een vraag die ik van mezelf niet teveel mag stellen. Ik wil het ook niet te groot maken. Ik zet ministapjes, en wil niets overhaasten. Langzaam stel ik mezelf open. Het contact met andere vrouwen is vooral leuk. Vrouwen die al een half leven achter zich hebben, waarin ze zijn gevormd en krassen hebben opgelopen, net als ik. Dat levert mooie, open en persoonlijke gesprekken op. De wederzijdse nieuwsgierigheid en begrip voelt erg positief en ik merk dat ik er weer door opbloei. Niks mis mee. Toch goed dat ik me tot het flitsdaten heb laten over halen. Misschien wel het beste besluit van dit jaar.