metaforen

Jargon, je moet ervan houden

Het is eigenlijk best een gruwelwoord: jargon. Helemaal als je het met een slappe R uitspreekt. Het klinkt als een kledingstuk dat je liever niet draagt. Moet ik echt mijn jargon aan? Die zit zo stijf en stug. Het concurreert duidelijk met harnas en korset.

Nu reis ik dikwijls met de trein naar kantoor. De 1e-klas coupé zit dan vol met reizende medewerkers van verschillende bedrijven en organisaties. Die kwebbelen in hun telefoons of – erger nog – met elkaar als ze samen reizen. En dan spreken ze openlijk en ongegeneerd in hun rare jargon. Het zit vol woorden die je privé waarschijnlijk nooit zou gebruiken, zoals uniformeren, effectueren en synergie. En vol met DLA’s (Drie-Letterige Afkortingen).

Ik merk eigenlijk dat het me stoort als ik het anderen hoor doen. Het leidt me een beetje af van het werk dat ik probeer te doen op mijn laptop. Maar ja,  ik doe het zelf natuurlijk ook als ik zit te bellen in de trein. Volkomen ongegeneerd ook.

Beroepshalve praat ik natuurlijk überhaupt Koeterwaals voor de meesten. Als infoloog bezig ik natuurlijk een erg abstract taaltje.  Daarom moet ik mijn uitdrukkingen ook regelmatig vertalen naar “Jip-en-Janneke-taal”. Simpele, duidelijke taal. Zodat mensen die weinig tijd hebben het in één keer snappen, en er dan gemakkelijk een besluit over kunnen nemen. Daarbij grijp ik graag terug op metaforen die iedereen kent.

Eigenlijk hou ik erg veel van Jip-en-Janneke-taal. Het is niet stijf of stug. Het is soepel en zit als gegoten. Eigenlijk getuigt duidelijke, simpele taal van pure taalkundige vakmanschap. Ambachtelijk bijna. Voor een simpel en duidelijk verhaal moet je even rustig gaan zitten. En daar wringt de schoen. Die tijd nemen we te weinig.

Is daarmee het kringetje rond? Is jargon tijdverspilling? Nee, niet onder jargongenoten natuurlijk. Dan is je jargon misschien toch wel weer een fijn kledingstuk waarvan je hebt leren houden. Je stijve harnas  gaat vanzelf lekker zitten, of je voelt de stijfheid niet meer omdat je zo druk met je zwaard staat te zwaaien. Jargon, je moet ervan houden.

Olifantenstaartsoep

Als we het dan toch over metaforen hebben, dan mag deze niet ontbreken: de verorbering van een olifant. Een figuurlijke wel te verstaan (en voor alle zekerheid, want ik wil niet aangezien worden voor een olifantenstroper).

Als we bezig zijn een olifant op te eten, dan bedoelen we daar mee dat er iets op het menu staat dat heel erg groot is. Het is zo groot dat we ons afvragen hoe we het in hemelsnaam naar binnen moeten krijgen. We zien er letterlijk als een berg tegenop om aan de klus te beginnen.

In figuurlijke zin representeren olifanten grote, complexe en kostbare projecten. Zoals bijvoorbeeld een nagenoeg volledige herinrichting van het informatiesysteem-landschap van een grote organisatie met de randvoorwaarde dat de bedrijfsprocessen er geen enkele hinder van ondervinden.

De vraag die dan heel logisch wordt gesteld is: Hoe eet je een olifant? Dat is een zwaar filosofisch vraagstuk. Het standaard antwoord is: hapje voor hapje. Maar dat betekent toch niet veel meer dan: niet mopperen en stug dooreten? Volgens mij moet je toch eerst trek hebben. Enorme trek in een olifant.

Nu zou je natuurlijk de olifant eerst helemaal kunnen laten slachten en verwerken tot een halve vrachtwagen vol olifanten-biefstukken, olifanten-worsten, olifanten-karbonades, olifanten-gehakt, olifanten-medaillons en Joost mag weten wat nog meer, en deze opslaan in een enorme vriezer, maar dat is tegen de regels van deze metafoor. We moeten de volledige olifant achter elkaar opeten, en vaak ook nog in een zo kort mogelijke tijd.

Gelukkig mogen we de olifant wel met meerdere mensen tegelijk opeten. Dus je moet mensen vinden die trek hebben in olifant, een groot banket organiseren en dan met zijn allen in één keer die hele olifant verorberen. Klinkt ineens heel gemakkelijk en feestelijk, maar wat nu als de op te eten olifant nog gewoon rond loopt?

Sterker nog: de olifant moet zo lang mogelijk blijven leven terwijl we het opeten (de bedrijfsprocessen mogen er immers geen hinder van ondervinden). De strategie is dan om eerst de niet vitale delen van de olifant op te eten en het vitale deel te bewaren voor het laatst. Dat deel moeten we dan in zo kort mogelijke tijd op eten. Liefst in real-time natuurlijk zodat de olifant er niets van merkt.

Maar welk deel van de olifant is precies vitaal? Meer of minder dan 80%. Vast veel meer. Maar de staart is vast niet vitaal, dus het voorgerecht kan alvast bestaan uit een krachtige olifantenstaartsoep. Heerlijk!