projectie

Wat het is

Het is inmiddels een vaste lijfspreuk van me geworden: “het is wat het is”. Gedurende het leven houdt veel mensen deze vraag bezig: “ben ik wie ik ben?”. Die vraag lijkt te overlappen met mijn lijfspreuk. Betekent het misschien dat we helemaal niet hoeven te zoeken naar onze identiteit? Zijn we al automatisch wie we zijn? Ubuntu zegt ons nog dat we “door anderen zijn”, dus we zijn ook hoe we door anderen worden waargenomen. Die filosofie is ook nog eens wederkerig. Misschien moet je dus gewoon eens door de ogen van je naasten naar jezelf kijken om een deel van jezelf te zien. En laatst ving ik een gesprek op over projecties. Mensen blijken vooral eigen eigenschappen op anderen te projecteren. We zijn wat we projecteren. En ten slotte ben je nog wat je eet. Kortom: zoek jezelf in anderen en wat jij op ze projecteert terwijl je eet waar je zin in hebt. Zou het zo simpel zijn? Mijn leven is me te kort om me daar te druk over te maken. Ik leef nu, en nog niet weten wie ik ben is ook maar wat het is.

Uit mijn hoofd!

Jezelf terug kunnen vinden nadat je jezelf had verloren is blijkbaar een kwestie van stoppen met zoeken. Het is ook een kwestie van aandacht voor dat wat wél belangrijk is voor jezelf. Die aandacht vast blijven houden is moeilijk, vind ik. Mijn aandacht lijkt steeds van mezelf af te glijden. Dan heb ik gedachten over mezelf die niet van mezelf zijn. Er zit nog altijd een tweede stem in mijn hoofd die me zeer vertrouwd is. Haar stem. Onbegrip. Sarcasme. Mijn projectie. Ze uit zich voortdurend in mijn hoofd bij keuzes die ik maak. Of niet maak. Bij ondoordachte acties weerklinkt haar afkeuring in mijn hoofd. “Kop houden!”, denk ik dan (soms hardop), “Uit mijn hoofd jij!”. Naar het schijnt duurt het een derde van de tijd samen voor een ex-geliefde helemaal uit je hoofd is verdwenen. Ruwweg zeven jaren in mijn geval. Daar zijn er al twee van voorbij, dus nog vijf voor de boeg. Haar stem is nog sterk, maar heeft al minder vat op me. Een kwestie van tijd dus. En vooral een kwestie van koppig blijven geloven in mezelf. Koppig is mijn eerste natuur en zelfspot mijn tweede, dus ik maak me geen zorgen.

Monsters

Ze lijkt dan wel schattig en onschuldig, maar dat is maar een facade. Hij kijkt daar natuurlijk dwars doorheen. Hij ziet haar voor wat ze werkelijk is: een monster. Dat is zijn gave. Hij ziet altijd het ware gezicht van monsters die doen alsof ze mensen zijn.

Vol afgrijzen moet hij toezien hoe het monster iedereen voor de gek houdt en telkens weg komt met zijn monsterachtige streken. Het is nooit de schuld van het monster. Altijd dat van een ander. Vaak ook dat van hem. Ze projecteren hun eigen slechtheid altijd op anderen. Natuurlijk gelooft niemand hem. Monsters hebben geen schattig en onschuldig voorkomen, dus hij heeft de schijn altijd tegen.

Hij veracht monsters. Hij haat het hoe ze hem minachtend aankijken met hun zelfingenomen blikken: ha ha, ik weet dat je mij doorziet, maar je kan me lekker niks maken. Lekker puh! Het is onverdraaglijk.

Hoe kan het dat hij als enige hun monsterlijkheid kan zien? Correctie: als enige mens. Onderling zien de monsters elkaar’s ware tronies wel, maar ze lijken elkaar maar moeilijk te verdragen. Alsof monsterlijke karakters van nature botsen. Dat is natuurlijk ook niet zo raar als je zo egocentrisch bent als monsters klaarblijkelijk zijn. Ze bejegenen elkaar al even minachtend als ze doen bij hem. Alsof hij ook een monster is. Tssss.