taal

Logisch

Wanneer is iets logisch? Als iemand in een gesprek met mij meent dat iets logisch is, dan voel ik meteen een mentale aanspanning. Het woordje “logisch” prijkt in mijn hoofd gelijk bovenaan in de lijst met te verwerken informatie. Mijn brein lijkt even te bevriezen. Alsof het schrok. Het woord kwam ook zomaar om de hoek zeilen. Iets is plotseling logisch en mijn denkproces liep mijlen ver achter. Op dat moment dienen zich eigenlijk maar twee opties aan.

De eerste optie is om mezelf niet laten kennen en te doen alsof ik het volledig begrijp. Ik knik en kijk vermoedelijk licht glazig. Dat laatste komt omdat ik nog naarstig zoek naar houvast, maar die vind ik niet, of nauwelijks. Ik zal het naderhand weer moeten gaan uitzoeken en hopen dat ik het daarna inderdaad zelf ook logisch vind. De tweede optie is tactisch van aard. Ik snap het half en heb gewoon nog iets meer tijd nodig om het helemaal te snappen. Hardop denkend vervang ik de aangereikte logica door eentje van mezelf maar die eigenlijk op hetzelfde neerkomt. Ik pluk er theatraal bij aan mijn stoppelbaard, en ijsbeer desnoods gewichtig tussen raam en tafel. Volkomen logisch gedrag natuurlijk. Doet vast iedereen.

Deze maar

“Deze maar doen dan, meneer?”, vraagt de mevrouw vanachter haar kassa als ik mijn waren op de balie plaats. Deze maar doen. Alsof ik een betere keuze had kunnen maken. Alsof ik eindeloos heb staan wikken en wegen, en dan toch nog met deze artikelen bij de kassa uit kom. Ik kijk er vertwijfeld naar. Deze dan maar? Waarom eigenlijk? Ik draai mijn hoofd in de richting van de afdeling waar ik enkele minuten geleden nog wikte en woog. Ik kan mijn waren hier vandaan onmogelijk zien, maar ik tuur voor alle zekerheid nog eens grondig. Al was het maar om de schijn van nadenkendheid te wekken. Dan kijk ik de mevrouw meewarig aan en verzucht moedeloos: “Ja, deze in hemelsnaam dan maar”. De pinautomaat bliept evengoed genoeglijk het bedrag van mijn rekening.

Nice

Wauw! Nieuwe stoeltjes? Nice!
Passen goed bij je tafel. Retro maar ook stylish.
Echt heel nice.
Al dat petrol is misschien wel een beetje too much.
Een tikkeltje overdone.
Maar ík vind het heel nice hoor.
Ja, echt nice.

Taal ontwondert me nooit

Wat een grappig voorzetsel is dat toch eigenlijk: “ver”. Voorzetsel doet me wel altijd denken aan versiersel, maar dat terzijde. Als voorzetsel zorgt “ver” voor een aanloopje, een duwtje. Speciale vermelding hierbij verdienen verfomfaaien en verdonkeremanen. Bij verdraaien en vernietigen is dat duwtje trouwens best ferm. Dan werkt “ont” ook niet meer als tegenkracht. Nu ik erover nadenk kan ik eigenlijk verdomd weinig voorbeelden verzinnen waar “ver” en “ont” elkaar in evenwicht houden. Verwarren is er eentje. Verluisteren daarentegen staat niet in de Van Dale. Verhutsen en ontguizen evenmin. Gemiste kansen als je het mij vraagt. En wat te denken van taalwoekeringen zoals verontschuldiging, verontwaardiging en verontrusting? Taal ontwondert me nooit.

Iceberg

Laatst verbaasde mijn linker hersenhelft zich ineens over “iceberg”. Hoezo “berg” in plaats van “mountain”? Technisch is een iceberg ook niet eens een mountain. Het is een stuk ijs dat van een gletsjer afbrak en los rond dobbert in de oceaan. Ze zijn groot en massief. Drijvende bergen van ijs. De oorsprong van iceberg ligt in de Nederlandse taal, kwam ik achter. We hadden het blijkbaar in de 14e eeuw al over ijsbergen: ende daer si hoopten die ijsmaren, so lagen si oft ijsbergen waren. Ik lees ook dat icebergs “bergvormige ijsmassa’s op het land” zijn. Desalniettemin betekende een iceberg de ondergang van de Titanic. Ze hebben “berg” nooit mee vertaald naar het Engels. Ik zie wel een verband met de verbazing van mijn linker hersenhelft.

Projection…

Assumption is the mother of all fuckups. Een uit de VS overgewaaide uitdrukking. Je zal toch je kinderen maar “fuckups” noemen. Dat doet een moeder niet, denk ik. Dat doen eerder hun vaders. Ik denk zelfs dat the father of all fuckups Assumption er de schuld van gaf dat zijn bloedeigen kroost fuckups zijn geworden. Hij projecteerde eigenlijk zijn eigen nare eigenschap zijn aannames nooit te verifiëren, op zijn arme echtgenote. Dus kan ik maar één conclusie trekken…

Koes

Eigenlijk klopt er niets van koeien. We spreken toch immers ook niet van gnoeien? Waarom staan onze weiden niet gewoon vol koes? Koeien klopt niet. Ja, tenzij we er één koei van maken. Kiest u maar. Mij boeit het niet, zolang we maar consequent zijn. We zouden ook nog kunnen onderzoeken of we alle enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die eindigen op een i van die i zouden kunnen ontdoen. Dan volgen we het model van de vlo. Geen “haai” meer, maar “ha” dus. Inderdaad een heel gedoe, maar als we koeien per se willen behouden, moeten we alle opties overwegen. Eventjes dacht ik dat ik de oplossing had gevonden door “koe” maar helemaal af te schaffen. Er is immers nog het synoniem “rund”. Maar helaas pindakaas, dan zijn we terug bij af met runderen. Weg was mijn ei van Columbus. En pardoes struikel ik mentaal over eieren. Ik hang mijn rode pen maar in de wilgen.

Woordspeling

Woordspeling is wiebelruimte in een woord. Waardoor de betekenis ervan lekker los zit. Zodat een woord vanuit een andere hoek zomaar iets heel anders betekent. Woordspeling is zelf ook zo’n woord. Gaat het nu over de beweeglijkheid van een woord, of over speelsheid met woorden? Ontmoeting is een andere favoriet. Ik zie dan dat mooie verband met onthaasten. Dat is niet alleen je tempo verlagen, maar ook het moetgehalte. Een onthaast mens heeft daardoor meer tijd voor het moment. En natuurlijk ook duidelijk minder haas.

Geselen

Gisteren geselde de regen de straten. Dat is hoe ik het beleefde. Als een geseling. Tegelijk vroeg ik me af: wie zegt er vandaag de dag nog “geselen”? Het is meer een woord dat je schrijft dan uitspreekt. Geselen is een beetje als zwarte peper. Het is een woord dat in spannende verhalen wordt gebruikt om de scene “op smaak” te brengen voor de lezer. Geselen versterkt de beleving van regen. Geselende regen is geen voorjaarsbuitje. Een geselende bui striemt en kwelt.

Stel je een te voet gaande reiziger voor. Zijn pad wordt gegeseld door een niet aflatende regenbui. Diep voorover gebogen klieft hij zich door het noodweer. In de verte lokt de warme gloed van zijn bestemming: herberg “De Gegeselde Reiziger”. Na wat een eeuwigheid lijkt, bereikt de reiziger de herberg alwaar hij zijn doornatte jas bij de kachel te drogen hangt en plaats neemt aan een wiebelende tafel. Het ruikt er naar boenwas en natte hond, maar het is er droog en warm. De potige herbergier komt zijn tafel schoon vegen met een geruite theedoek vol vlekken, en bromt: “Wilt u iets bestellen?” De wandelaar bestudeert even de groezelige menukaart en zegt dan: “Ja, ik had graag de gegeselde uitsmijter met uw beste bier”.

Hoe laat

Hoe laat is het? Een veel gestelde vraag. Maar het is eigenlijk een rare vraag. Waarnaar verwijst “het” precies? En welbeschouwd neemt de steller ook een vooringenomen standpunt in. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat “het laat is”. Wat de vrager dan eigenlijk vooral wil weten is de mate van verlating. Dit staat overigens los van de beklemming van “laat” in de uitspraak van de vraag. Rationeel gezien staat het “hoe” hoe dan ook centraal.

Hoe laat is het? Mijn reflex bij het horen van deze vraag is wel dat ik dan een uurwerk zoek, maar in mijn hoofd speelt zich steevast het bovenstaande af. Mijn linker hersenhelft laat zich namelijk niet zomaar weg vlakken.

Hoe kan je de vraag dan wel correct stellen? Nou, de vrager wil klaarblijkelijk weten welke tijd er wordt aangegeven door een voor de vrager onzichtbaar uurwerk dat gelijk loopt met de geijkte tijd in de tijdzone waarin de vrager zich bevindt. Als je het mij vraagt zou de vrager dus eerst aan de ondervraagde moeten vragen of deze beschikt over een uurwerk dat gelijk loopt met de geijkte lokale tijd. Als het antwoord daarop “ja” is, dan kan de tweede vraag worden gesteld: welke tijd geeft dat uurwerk nu aan?

Ik kan me nu al verkneukelen over de eerst volgende keer dat iemand me domweg vraagt hoe laat het is. “Hoezo, hoe laat? Waarom vraagt nooit eens iemand hoe vroeg het is? Volgens mij stelt u mij ook niet de juiste vraag. U wilt ongetwijfeld weten wat de exacte tijd is in deze tijdzone, maar u gaat er vanuit dat ik beschik over een betrouwbaar uurwerk. Misschien beschik daar wel helemaal niet over. Misschien kan ik ook wel helemaal niet precies aangeven hoe betrouwbaar dat uurwerk dan wel is. Hoe betrouwbaar moet het zijn voor u? Maar goed, mijn horloge geeft aan dat het precies – maar ja, wat is precies precies? – 11 minuten over 11 is. Is dat voor u voldoende? Ja? Nou fijn dat ik dan toch van dienst kon zijn. Fijne dag nog!”