Gisteren geselde de regen de straten. Dat is hoe ik het beleefde. Als een geseling. Tegelijk vroeg ik me af: wie zegt er vandaag de dag nog “geselen”? Het is meer een woord dat je schrijft dan uitspreekt. Geselen is een beetje als zwarte peper. Het is een woord dat in spannende verhalen wordt gebruikt om de scene “op smaak” te brengen voor de lezer. Geselen versterkt de beleving van regen. Geselende regen is geen voorjaarsbuitje. Een geselende bui striemt en kwelt.
Stel je een te voet gaande reiziger voor. Zijn pad wordt gegeseld door een niet aflatende regenbui. Diep voorover gebogen klieft hij zich door het noodweer. In de verte lokt de warme gloed van zijn bestemming: herberg “De Gegeselde Reiziger”. Na wat een eeuwigheid lijkt, bereikt de reiziger de herberg alwaar hij zijn doornatte jas bij de kachel te drogen hangt en plaats neemt aan een wiebelende tafel. Het ruikt er naar boenwas en natte hond, maar het is er droog en warm. De potige herbergier komt zijn tafel schoon vegen met een geruite theedoek vol vlekken, en bromt: “Wilt u iets bestellen?” De wandelaar bestudeert even de groezelige menukaart en zegt dan: “Ja, ik had graag de gegeselde uitsmijter met uw beste bier”.