wijzen

Wenkende perspectieven

Om redenen die ik niet helemaal begrijp hoor ik in mijn werkomgeving de laatste tijd vaak dat we van een wenkend perspectief willen uitgaan. Ik ben blijkbaar visueel ingesteld, want ik zie bij “wenkend perspectief” een soort paradijs voor me, een ideaal beeld, maar heel in de verte. Het pad ernaartoe gaat door wouden en dalen vol onbekende obstakels. Een heel eind van mijn gezichtspunt verwijderd staat op dat pad, bovenop een heuvel, een persoon die mij bemoedigend gebaart hem (of haar, dat kan ik niet zien) te volgen.

Ik vermoed de betekenis van streefbeeld. Een wenkend perspectief is dan een ideaalbeeld waar wij ons naartoe getrokken zouden moeten voelen. Wenkende perspectieven liggen in de verte, dus ze zijn niet voor iedereen even scherp zichtbaar. Het is voor velen een stip op de horizon. Wenkende perspectieven worden geschetst door visionairen. Dat doen zij met veel overtuiging, zodat leiders op basis van de hen voorgeschotelde visie besluiten om hele legioenen te mobiliseren en te verplaatsen in de richting van de stip. Een visionair kijkt alleen maar in de verte, dus die ziet de voorgrond dan weer onscherp. Op de tocht naar de stip loopt hij voorop en wijst in de richting van het wenkende perspectief. Over de manieren om er te komen spreekt hij breeduit, zonder concreet te zeggen hoe precies. Dat laat hij over aan het inzicht van zijn volgers. De visionair neemt alleen de twijfel weg of de richting juist is.

In de verte zie ik de toekomst. Achter mij zie ik mensen die mij verwachtingsvol aankijken. Ik tuur weer in de verte en zie warempel iemand wuiven, maar als ik met mijn ogen knipper is hij weg. Of nee, nu staat hij een heuveltje verderop. Ik wijs in de richting van het heuveltje en kijk weer achterom. Niemand beweegt, maar uit de groep komt een leider naar voren. Ik wijs hem de paden die ons mogelijk dichterbij ons doel kunnen brengen. Ik wijs hem op de door mij ingeschatte risico’s bij ieder pad. Dan kiest de leider resoluut de snelste en de goedkoopste van de paden die ik adviseerde. Ach, zolang we het wenkende perspectief maar niet uit het oog verliezen, vind ik het goed.

Heren volgen geen instructies

Negen wijze heren kwamen bijelkaar om te praten over gewichtige zaken. Op de grote tafel in hun midden lag een klein kapitaal aan gadgets. Minstens 3 per persoon. Allemaal noodzakelijk natuurlijk, dat staat buiten kijf. Behendigd werd er uit de losse pols met de de diverse gizmos gejongleerd. Ikzelf arriveerde een chique half uurtje later. Met respect werd ik bij binnenkomst door de collega’s begroet. Argeloos slingerde ik mijn fonkelende leipad op tafel terwijl ik mijn leifoon achter mijn rug omhoog gooide, mijn jas over de leuning van de stoel hing, ging zitten en toen de telefoon in het borstzakje van mijn overhemd op ving. Allemaal in één vloeiende beweging. 

Die acrobatiek werd natuurlijk als volkomen normaal beschouwd. Dit werd ik geacht te kunnen en was ik op geselecteerd. De voorzitter knikte wel even goedkeurend, maar dat had er meer mee te maken dat ik was gearriveerd. Hij gaf aan een collega aan de andere kant het teken om de presentatie te starten. Daarop stond de beste man op en drukte op een knopje op een paneel aan de muur. Er rolde een projectiescherm uit het plafond en de projector aan het plafond boven de tafel kwam tot leven. Echter, de beoogde beelden verschenen niet op het grote scherm. De collega drukte nog eens op wat andere knoppen, maar dat leverde geen verbetering op.

De man keek hulpeloos naar zijn collega’s om: “Eh, hij doet ’t niet”. Verbijsterde blikken. Wat nu? “Misschien moet je de projector gewoon even uit en weer aan zetten en het nog eens proberen”, opperde iemand. Er werd meteen instemmend geknikt. Zo gezegd zo gedaan, maar zonder het beoogde effect. Het scherm bleef verstoken van beeld. De man bij het knoppenpaneel streek nerveus door zijn haar. Toen ging er een licht bij hem op. Zijn gezicht klaarde op, waarop de andere heren hoopvol opveerden. Maar toen verzuchtte hij: “Ach, dat werkt natuurlijk ook niet”. De heren zonken weer in. 

De voorzitter bracht verlossing: “Ik stel voor dat we dit moment even benutten voor een korte koffiepauze en dat iemand even contact opneemt met de technische dienst”. Het was natuurlijk evident dat de projector niet naar behoren werkte en dat er maar even iemand moest komen. De man die de twijfelachtige eer was toebedeeld het projectiesysteem te beteugelen werd verwachtingsvol door de voorzitter aangekeken. Hij maakte gehoorzaam twee lenige backflips en trok in één beweging zijn telefoon, koos het nummer van de technische dienst (welke uiteraard onder een sneltoets zat) terwijl hij via een dubbele salto in zijn stoel sprong. 

De andere heren wandelden één voor één, met soepele, nonchalante tred naar de coffee corner om zichzelf te voorzien van een ristretto, capuchino, machiato of een doodgewone, maar desalniettemin acceptabele espresso. Even later kwamen de heren, met koffiekopje in de ene hand en al twitterende met de telefoon in de andere hand, de zaal weer binnendruppelen. Er kon gelukkig worden gemeld dat de technische dienst met succes kon worden gecontacteerd. Alles was onder controle. Er werd meteen opgeluchter adem gehaald. 

De opluchting ging acuut over in verbazing toen er een klein, spichtig vrouwtje met een streng klein brilletje op haar neus in uniform de zaal binnentrippelde. Ze deed me sterk denken aan juffrouw Mier. In haar hand droeg ze een kaart met een overzichtelijk ogend lijstje. Klaarblijkelijk de bedieningsinstructies voor het projectiesysteem. Ze las de eerste instructie met luide stem voor: “aan de muur bevindt zich een bedieningspaneel…”. De heren wezen haar behulpzaam in de juiste richting. “Aha”, zei het mensje en las de volgende instructie voor: “Schakel de installatie in met de rode knop”. Knop werd ingedrukt en wederom kwam alles tot leven. En zo liep het mensje alle instructies één voor één af en geschiedde er een wonder: Op het scherm verscheen het door ons zo vurig gewenste beeld.

Enigzins geirriteerd haalde het mensje haar schouders op en keek ons meewarig aan. “Als je precies de instructies volgt, dan werkt het gewoon”, zegt ze. De heren, mijzelf incluis, keken van schaamte naar hun glimmende schoenen. “Eh, waar kunnen wij die instructies vinden”, werd binnensmonds door een van de heren gevraagd. “Die zou hier op de tafel moeten liggen. Kijk, daar ligt ‘ie”. En toen trippelde juffrouw Mier van de technische dienst weer de zaal uit: “Tot uw dienst heren, goedemiddag”. Met stomheid geslagen schoven de heren weer aan de vergadertafel aan, terug op hun plaats. Belangrijk turende naar het schermpje van het eerste gadget binnen handbereik hervonden de mannen weer hun waardigheid en kon er gelukkig fijn verder worden gegaan met de orde van de dag.