Als iemand me nu vraagt hoe het met me gaat dan zeg ik: “naar omstandigheden goed”. Ik haal er mijn schouders maar een beetje bij op en probeer opgewekt te kijken. De vrager bedoelt het immers goed. En het gaat ook best goed met me. Omdat ik relativeer. De omstandigheden zijn inderdaad naar, maar ik maak er het beste van. Mijn glas is halfvol. Dat zeg ik de laatste tijd ook te pas en te onpas. Vooral om mezelf ervan te overtuigen, denk ik.
Omstandigheden. Een naar woord eigenlijk. En wat zijn het überhaupt voor dingen? Ze zijn in ieder geval vaag. Ja, schimmig, en staan maar een beetje om me heen. En als ik mijn blik er te lang op vestig, lossen ze op. Alsof een omstandigheid niet scherp gezien wil worden. Nogal wiedes eigenlijk, want dan is het niet langer vaag. Dus ik spied mijn omstandigheden grondig af, zodat ze in niets oplossen.
Omstandigheden hebben volgens mij altijd een beetje een ingetogen karakter. Ja, ze kunnen gunstig of zelfs ideaal zijn, maar bijvoorbeeld nooit feestelijk, gek, idioot, woest of hysterisch. Omstandigheden zijn doorgaans vrij mak, bij het laffe af eigenlijk. Hun gezamenlijke gemoedstoestand schiet nooit in het extreme. In het ergste geval zijn ze belabberd. En ze komen ook nooit alleen. Daarvoor zijn ze dus te laf. Een omstandigheid op zichzelf stelt niks voor. Pas als ze met meer zijn hebben ze impact. Daar zit dan ook hun zwakke plek. Verhulling en duisternis zijn ideale omstandigheden voor nare omstandigheden. Dus ik ga ze te lijf met een scherpe blik en een helder licht.
Hoe het nu met me gaat? Op zich goed. Ik weer me kranig tegen de nare omstandigheden, want ik zie ze voor wat ze zijn. Geloof ik.
Sterkte
Bemoedigende groet,
Dank voor je blog… herkenbaar
Margriet